ECLI:NL:RBZWB:2020:4820

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
AWB- 20_153
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 7 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.J. van der Meulen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 9 december 2019, waarin hem een WIA-uitkering werd geweigerd per 20 december 2018. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 26 augustus 2020, waarbij het UWV niet aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de WIA-uitkering heeft geweigerd op basis van de medische beoordeling, waarin werd geconcludeerd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser had eerder een bedrijfsongeval gehad, wat leidde tot klachten aan zijn rechterhand. De rechtbank heeft de medische rapportages van de artsen van het UWV beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Eiser had geen medische informatie overgelegd die zijn stellingen over volledige arbeidsongeschiktheid onderbouwde.

De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV aangeduide functies beoordeeld. Eiser stelde dat deze functies niet geschikt waren vanwege zijn beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende onderbouwde waarom de functies wel passend waren. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het UWV de WIA-uitkering terecht had geweigerd, omdat eiser niet voldeed aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, zonder veroordeling tot proceskosten of schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/153 WIA

uitspraak van 7 oktober 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , wonende te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. P.J. van der Meulen, advocaat te Tilburg
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 december 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering hem een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 26 augustus 2020.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het UWV is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiser is werkzaam geweest als productiemedewerker/operator. Voor dat werk is hij op
22 december 2016 uitgevallen met klachten aan de rechterhand als gevolg van een bedrijfsongeval.
Bij besluit van 2 mei 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd om aan eiser per
20 december 2018 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV aan eiser terecht een WIA-uitkering heeft geweigerd per
20 december 2018.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts, getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts, en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De arts heeft eiser gezien op het spreekuur van 23 januari 2019, hem psychisch en lichamelijk onderzocht en dossieronderzoek verricht. De arts heeft gerapporteerd dat eiser in december 2016 een bedrijfsongeval heeft gehad, waarbij hij letsel heeft opgelopen aan de rechterwijsvinger, aan de dominante zijde. Er bleek sprake van zenuw- en peesschade die operatief is behandeld. Eiser heeft echter nog forse beperkingen aan de vinger. Dat heeft tevens psychisch veel impact gehad op eiser. Eisers huidige klachten bestaan uit een functiebeperking van de rechterwijsvinger. Daarnaast zijn er psychische klachten die passen bij spanningsklachten. De klachten zijn objectiveerbaar bij lichamelijk en psychisch onderzoek. De posttraumatische stressstoornis (PTSS) kon de arts niet terugzien, maar eiser heeft hiervoor adequate behandeling (EMDR) gehad, zodat hij er van uit gaat dat dat opgeklaard is. Volgens de arts zijn er beperkingen op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren en ten aanzien van hand- en vingergebruik rechts. Aangezien de rechter middelvinger voor een groot deel de functie van de wijsvinger heeft overgenomen, is er een redelijke compensatie. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 5 februari 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien op de hoorzitting van 20 augustus 2019 en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de bevindingen en conclusies van de primaire arts. De verzekeringsarts b&b acht de beperkingen in de FML op persoonlijk en sociaal functioneren en die zijn aangenomen ten aanzien van handelingen waarbij de rechter hand/vinger wordt gebruikt, afdoende. De verzekeringsarts b&b merkt op dat eiser geen psycho-medicatie gebruikt en niet meer in behandeling is voor psychische klachten op de datum in geding. Het psychisch onderzoek door de primaire arts laat op de datum in geding ook geen afwijkingen zien ten aanzien van concentratie. De verzekeringsarts b&b ziet daarom geen reden voor wijziging van de FML.
4.2
Standpunt van eiser
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Hij heeft in een korte periode een aantal negatieve life events te verwerken gekregen. Deze zijn van invloed geweest op zijn dagelijks functioneren.
De diagnose PTSS is gesteld waarvoor hij behandeld wordt. Hij heeft te kampen met slaapproblemen en daardoor met vermoeidheidsklachten. Hij kan niet 40 uur per week werken. Eiser stelt dan ook dat uit preventief opzicht een urenbeperking gesteld had moeten worden. Verder had een beperking op vasthouden van de aandacht gesteld moeten worden. En ook op de volgende aspecten zijn geen of te weinig beperkingen aangenomen: concentreren en verdelen van aandacht, inzicht in eigen kunnen, deadlines of productiepieken, hoog handelingstempo, omgaan met conflicten, eigen gevoelens uiten, persoonlijk risico, hand- en vingergebruik, tastzin en frequent lichte voorwerpen hanteren. Volgens eiser had het UWV een onafhankelijke deskundige moeten raadplegen om zo een goed beeld te kunnen krijgen van zijn klachten en beperkingen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de (verzekerings)artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder zijn psychische klachten, slaap/vermoeidheidsproblemen en klachten aan rechterhand. De (verzekerings)artsen hebben naar die klachten onderzoek gedaan. Zij hebben eiser gezien en dossieronderzoek verricht. De primaire arts heeft eiser ook lichamelijk en psychisch onderzocht. Daarmee is het medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig verricht.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding voor het oordeel dat de (verzekerings)artsen de belastbaarheid van eiser niet juist hebben vastgesteld. De rechtbank vindt dat de (verzekerings)artsen, op basis van het door hen verrichte medische onderzoek, een goed beeld van eisers klachten en beperkingen hadden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat het UWV een deskundige in had moeten schakelen, zoals eiser heeft gesteld, omdat die klachten en beperkingen niet duidelijk waren.
Eiser heeft onder meer aangevoerd dat een urenbeperking en een beperking op vasthouden van de aandacht gesteld hadden moeten worden. Eiser heeft echter geen medische informatie overgelegd die deze beperkingen onderbouwen. Eiser heeft in beroep in het geheel geen medische informatie overgelegd die kan doen twijfelen aan de belastbaarheid die de (verzekerings)artsen hebben aangenomen. Ook anderszins ziet de rechtbank daarvoor geen aanleiding. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van die belastbaarheid, vastgelegd in de FML van 5 februari 2019.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser: wikkelaar (Sbc-code 267053), assemblage medewerker electrotechnische producten (Sbc-code 267041) en medewerker intern transport (Sbc-code 111220).
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft in bezwaar de hierboven door de arbeidsdeskundige genoemde functies niet geschikt geacht voor eiser vanwege de hoogfrequent en nauwkeurig fijn-motorische hand- en vingerbewegingen die bij deze functies uitgeoefend moeten worden. De arbeidsdeskundige b&b acht de volgende functies wel geschikt voor eiser: medewerker logistiek (Sbc-code 111220), bezorger (Sbc-code 282102) en verkoper kleding (Sbc-code 317014).
5.2
Standpunt van eiser
Eiser heeft gesteld dat de geduide functies niet geschikt zijn voor hem. De functie medewerker logistiek is ongeschikt vanwege het hand- en vingergebruik, knijp- en grijpkracht en de repetitieve handelingen. De functie bezorger is ongeschikt omdat ook in de avond moet worden gewerkt, er sprake is van persoonlijk risico en er een belasting is op grijp- en knijpkracht. Verder is dit zorgvuldig en verantwoordelijk werk, wat dus de nodige concentratie vergt. Tot slot is ook de functie verkoper kleding niet geschikt voor eiser vanwege de onregelmatige werktijden en omdat nauwkeurig en zorgvuldig moet worden gewerkt. En verder niet vanwege het reiken, de repetitieve handelingen en de belasting op zitten.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De arbeidsdeskundige b&b heeft in beroep in zijn rapport van 11 februari 2020 gereageerd op de beroepsgronden van eiser. De arbeidsdeskundige b&b stelt dat er in de functie medewerker logistiek geen overschrijding is op hand- en vingergebruik. In de functie bezorger wordt gewerkt van 10.00 uur tot 19.00 uur met één uur pauze. Volgens de arbeidsdeskundige b&b wordt in deze functie dus niet gewerkt in onregelmatige of nachtdiensten. Voor zover eiser stelt dat deze functie niet geschikt is vanwege de benodigde concentratie volgt de arbeidsdeskundige b&b dat niet, nu eiser niet beperkt is op vasthouden en verdelen van de aandacht of herinneren. Verder is er volgens de arbeidsdeskundige b&b geen overschrijding op persoonlijk risico noch op knijp- en grijpkracht. In deze functie dienen handremmen te worden bediend, maar eiser kan deze handeling uitvoeren zonder de rechterwijsvinger te belasten. Ten aanzien van de functie verkoper kleding geeft de arbeidsdeskundige b&b aan dat er wel sprake is van weekend- en avonddienst maar dat er geen sprake is van wisselende nacht/dagdiensten of sterk wisselende werktijden. Daarnaast is er in deze functie geen sprake van een overschrijding op reiken of hand- en vingergebruik. De arbeidsdeskundige b&b merkt verder op dat met inachtneming van eisers vastgestelde beperkingen en de belasting in de geduide functies niet is gebleken dat zijn belastbaarheid op afzonderlijke aspecten noch op een combinatie hiervan wordt overschreden.
De rechtbank acht deze reactie van de arbeidsdeskundige b&b onderbouwd en overtuigend.
Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapportage van 5 december 2019 naar haar oordeel uitgebreid en voldoende inzichtelijk gemotiveerd (na overleg met de verzekeringsarts b&b) waarom de geduide functies geschikt zijn.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser voor 29,06% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 20 december 2018.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskosten-veroordeling of een veroordeling tot schadevergoeding uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 7 oktober 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.