Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 30 december 2019, waarin zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) werd beëindigd per 26 augustus 2019. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, na een zorgvuldige beoordeling van de medische gegevens en rapportages van verzekeringsartsen. De eiser, die sinds 1990 een WAO-uitkering ontvangt, had zich ziek gemeld vanuit de WW en was van mening dat het UWV niet over alle relevante medische informatie beschikte. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd, en dat de eiser geschikt was voor de eerder geduide functies, ondanks de medische klachten die hij had aangevoerd. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts b&b adequaat had gerapporteerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van het UWV. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.