4.6Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eiseres artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit heeft overtreden, nu niet is voldaan aan de materiële voorwaarden van het artikellid. De staatssecretaris heeft ten onrechte aan eiseres een boete opgelegd op grond van de Arbowet. De beroepsgrond van eiseres slaagt. De overige beroepsgronden hoeven daarom niet te worden besproken.
5. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit I wordt vernietigd. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72a van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit I te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Dat betekent dat eiseres geen boete is verschuldigd.
6. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal de staatssecretaris veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,-, en wegingsfactor 1). De rechtbank zal de staatssecretaris ook veroordelen in de reiskosten van eiseres tot een bedrag van € 38,76. Dit betekent dat de totale proceskostenveroordeling voor eiseres € 1.088,76 bedraagt.
Zaaknummer 19/5771: de waarschuwing preventieve stillegging van werkzaamheden (bestreden besluit II)
Beoordeling door de rechtbank
7. Vast staat dat eiseres eerder, in het besluit van 30 juni 2016, een boete opgelegd heeft gekregen wegens overtreding van artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit. Zoals de rechtbank heeft overwogen, is niet gebleken dat eiseres artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit (nogmaals) heeft overtreden. Daarmee is geen sprake van een herhaling van een overtreding, als bedoeld in artikel 9.10a, eerste lid, van het Arbobesluit. Reeds hierom slaagt de beroepsgrond. De staatssecretaris was niet bevoegd een waarschuwing preventieve stillegging van werkzaamheden aan eiseres te geven. De overige beroepsgronden hoeven niet te worden besproken.
8. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit II wordt vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit II te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
9. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal de staatssecretaris veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,-, en wegingsfactor 1). De rechtbank merkt hierbij op dat de staatssecretaris al is veroordeeld in de proceskosten voor het verschijnen ter zitting van de gemachtigde in zaaknummer 19/5772. Hetzelfde geldt voor de reiskosten van eiseres.