Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op de uitspraak op bezwaar van 20 december 2019;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het betrekking heeft op de uitspraak op bezwaar van 8 juni 2020;
- verklaart het beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op de beslissing van de inspecteur van 8 juni 2020 om het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag af te wijzen;
- wijzigt de aanslag tot een aanslag van een uit te betalen bedrag aan heffingskorting van € 2254;
- bepaalt dat belastingrente moet worden vergoed overeenkomstig artikel 30fd van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan deze vergoedt.
2.Motivering
- De algemene heffingskorting bedraagt € 2254. Het inkomstenbelastingdeel daarvan is 8,9/36,55 x € 2254 is € 550, en het premiedeel is het restant van € 1704.
- Belanghebbende heeft recht op het volledige bedrag van het inkomstenbelastingdeel, dus € 550.
- Belanghebbende heeft alleen met betrekking tot de maand januari (‘tijdsevenredig’) recht op het premiedeel van de algemene heffingskorting, namelijk 1/12 x € 1.704 is € 143.
vóóremigratie (2016) maar ook in het jaar
náemigratie (2018) – een bedrag gelijk aan – de volledige algemene heffingskorting uitbetaald gekregen. In het jaar 2018 is dus de ‘bijzondere verhoging’ toegepast. De inspecteur heeft verklaard dat dat een juiste wetstoepassing is. De inspecteur heeft gemeld dat de enige reden dat belanghebbende in het jaar
vanemigratie (2017) geen recht heeft op de ‘bijzondere verhoging’, is dat belanghebbende een deel van dat jaar premieplichtig in Nederland was en dat zij dus
niethet gehele jaar
nietpremieplichtig in Nederland was. Volgens de inspecteur is in zo’n geval artikel 8.9a van de Wet IB 2001 niet van toepassing en heeft belanghebbende dus geen recht op de ‘bijzondere verhoging’. De inspecteur heeft desgevraagd ter zitting bevestigd dat (i) het alleen draait om de uitleg van artikel 8.9a van de Wet IB 2001, en (ii) dat de door hem verdedigde rechtsopvatting inderdaad inhoudt dat indien belanghebbende op 1 januari 2017 zou zijn verhuisd (lees: vanaf die datum niet meer premieplicht zou zijn), belanghebbende wel recht zou hebben op de ‘bijzondere verhoging’.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;