ECLI:NL:RBZWB:2020:4697

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
02-153308-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Diepenhorst
  • mr. Sterk
  • mr. De Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisvredebreuk en schennispleging door verdachte in Roosendaal

Op 30 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk en schennispleging. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het bedreigen van zijn vader met zware mishandeling en het tonen van zijn geslachtsdeel aan een buurvrouw. Tijdens de zitting op 16 september 2020 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie achtte de feiten bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging onvoldoende bewijs bood voor de bedreiging, maar dat de schennispleging wel bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 1 week voor de schennispleging. Daarnaast werd een schadevergoeding van €150,00 toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade. De rechtbank overwoog dat de verdachte herhaaldelijk in de fout was gegaan en dat zijn gedrag overlast veroorzaakte in de woonomgeving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02/153308-20, 02/267216-19, 02/078744-17 (tul), 02/004692-18 (tul),
01/091840-18 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1993 te [geboortedag 2]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsman: mr. B.P.J.H. van Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 september 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook behandeld de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 02/078744-17, 02/004692-18 en 01/091840-18 en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de onderhavige zaken gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
02/153308-20
verdachte zijn vader heeft bedreigd en in het openbaar zijn penis heeft laten zien aan een ander;
02/267216-19
verdachte een casino binnen is gegaan, terwijl hij een toegangsverbod had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/153308-20
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zijn vader [naam 1] heeft bedreigd met zware mishandeling door meermalen met een vork stekende bewegingen te maken in de richting van zijn vader (feit 1). De aangifte van vader vindt steun in de verklaringen van de getuigen [benadeelde partij] , [getuige 1] en [getuige 2] en verdachte heeft zelf verklaard, dat hij een vork in zijn hand had toen hij tegenover zijn vader stond. Er wordt geen geloof gehecht aan de verklaring die vader heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, nu hij duidelijk heeft willen voorkomen dat verdachte, zijn zoon, wordt veroordeeld.
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte in het openbaar zijn penis heeft laten zien aan [benadeelde partij] (feit 2). Haar aangifte wordt op essentiële punten bevestigd door de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 1] . Verdachte heeft verklaard dat aangever en getuigen hem niet mogen, maar dit maakt hun verklaringen niet onbetrouwbaar. Dit mede gelet op de bewijsvoering bij feit 1 waarbij aangeefster en getuigen eensluidend hebben verklaard met de vader van verdachte.
02/267216-19
De officier van justitie acht op basis van het dossier bewezen dat verdachte het casino is binnengegaan terwijl hem de toegang was ontzegd. Voor zover verdachte niet reeds op
7 februari 2019 op de hoogte was van het toegangsverbod, wist hij ieder geval op
8 november 2019 dat hij het casino niet binnen mocht. Verbalisanten hebben hem die dag immers gewaarschuwd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/153308-20
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 1 wegens gebrek aan bewijs. Uiteindelijk verklaart alleen getuige [getuige 1] over het maken van stekende bewegingen door verdachte in de richting van vader. Vader heeft echter bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet is aangevallen door verdachte en ook dat hij zich niet angstig heeft gevoeld. De ten laste gelegde bewoordingen kunnen sowieso niet als bedreigend worden aangemerkt.
Voor feit 2 bevat het dossier onvoldoende bewijs, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent en de aangifte van [benadeelde partij] is op voorhand ingekleurd door de aan haar gegeven uitleg over schennispleging. Zij is de enige die heeft verklaard dat verdachte rondjes draaide met zijn penis en bovendien kan niet worden uitgesloten dat verdachte stond te urineren. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 3] kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt. Hun verklaringen zijn namelijk niet ondertekend en uit het dossier blijkt niet, dat zij volharden in hun telefonisch afgenomen verklaringen.
02/267216-19
Verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat hij het casino wederrechtelijk is binnengegaan. Verdachte heeft namelijk geen kennis kunnen nemen van het toegangsverbod. Toen getracht werd dit aan hem uit te reiken, heeft hij immers aangegeven dat hij dit niet kon lezen en heeft hij het verbod ook niet aangepakt. Op 8 november 2019 zou verdachte zijn aangesproken door een verbalisant dat hij niet welkom is in het casino, maar dan is nog steeds de vraag of verdachte daarmee op de hoogte was van het onbeperkte toegangsverbod.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-153308-20
Feit 1
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde woorden van verdachte “dat hij zelf zou uitmaken wat hij deed en dat het hem niets zou uitmaken” niet kunnen worden aangemerkt als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gerecht of met zware mishandeling. Ook niet in samenhang met het tenlastegelegde handelen: met een vork stekende bewegingen maken in de richting van zijn vader. De rechtbank is echter, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat ook dit tenlastegelegde handelen in deze zaak niet tot een bewezenverklaring kan leiden van feit 1.
Daartoe stelt de rechtbank allereerst vast dat het handelen in de tenlastelegging heel algemeen is beschreven. Die beschrijving is op zich onvoldoende om als de ten laste gelegde bedreiging met zware mishandeling te kunnen worden aangemerkt, en ook niet als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De inhoud van de bewijsmiddelen in het dossier zou echter alsnog voor de noodzakelijke verfeitelijking kunnen zorgen. Dat is in deze zaak echter niet het geval. Uit het dossier blijkt namelijk onvoldoende wat voor stekende bewegingen verdachte, met hoeveel kracht en op welke afstand zou hebben gemaakt in de richting van zijn vader [naam 1] en ook blijkt niet in de richting van welk(e) lichaamsdeel/lichaamsdelen van die [naam 1] zou zijn gestoken. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangever en beide getuigen daarover geen eensluidend beeld geven. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Feit 2
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat aangeefster [benadeelde partij] (hierna: aangeefster) en haar moeder [getuige 3] op 28 maart 2020 in hun woning waren aan de [adres 1] in Roosendaal. Omstreeks 19:00 uur zagen zij verdachte voor het raam staan met zijn broek naar beneden. Verdachte hield zijn penis in zijn hand en zwaaide rondjes met zijn penis. Hij deed dit terwijl hij in de richting van aangeefster keek. Omstreeks 20.15 uur heeft aangeefster een bericht gestuurd naar haar begeleidster van het [naam 4], waarin zij schrijft dat verdachte die avond met zijn penis had staan zwaaien richting aangeefster. Nu de aangifte op essentiële onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 3] en aangeefster diezelfde avond contact heeft opgenomen met het [naam 4] om te vertellen wat haar is overkomen, heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de verklaring van getuige
[getuige 3] voor het bewijs kan worden gebezigd. De raadsman heeft weliswaar terecht opgemerkt dat deze verklaring niet door de getuige is ondertekend, maar dit doet niet zodanig afbreuk aan de inhoud van het proces-verbaal, dat daaraan consequenties moeten worden verbonden. De rechtbank weegt hierbij mee dat dit proces-verbaal, gezien de wijze van verhoor, als een proces-verbaal van bevindingen kan worden beschouwd.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven
02-267216-19
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 9 november 2019 [naam 2] in Roosendaal is binnengegaan, terwijl hij een toegangsverbod had dat is ingegaan op 7 februari 2019. Verdachte wist dat hij niet in genoemd casino mocht komen. Een dag eerder is hem immers door een verbalisant verteld dat hij een toegangsverbod had en dat hij aangehouden zou worden voor huisvredebreuk als hij het casino opnieuw zou betreden. Verdachte heeft toen aangegeven dat hij dit begreep. Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-153308-20
op 28 maart 2020 te Roosendaal de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres 1] , door zichtbaar voor
[benadeelde partij] , zijn, verdachte’s penis vast te pakken en zwaaiende bewegingen met zijn penis te maken;
02-267216-19
op 9 november 2019 te Roosendaal in het besloten lokaal aan de [adres 2] bij [naam 2] in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 7 februari 2019 de toegang tot dat [naam 2] ontzegd voor onbeperkte duur.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD maatregel).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat alleen bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreiging is voldaan aan de formele eisen voor oplegging van de ISD maatregel.
In geval de rechtbank die bedreiging bewezen acht, wordt verzocht de ISD maatregel voorwaardelijk aan verdachte op te leggen. Hierbij zou reclasseringstoezicht als voorwaarde gesteld kunnen, ook als dat inhoudt psychiatrische of klinische opname. De verdediging heeft de rechtbank voorts verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in eind 2019 schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door een casino binnen te gaan terwijl hij een toegangsverbod had. De waarschuwing die verdachte een dag eerder kreeg van verbalisanten mocht niet baten. Het spreekt voor zich dat verdachte door dit gedrag overlast heeft veroorzaakt.
In maart 2020 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schennispleging door voor het raam van zijn buurvrouw te gaan staan en haar zijn penis te laten zien. De buurvrouw voelde zich daardoor onveilig in haar eigen woning en kreeg angst- en onrustgevoelens. Dit betreft wederom overlastgevend gedrag dat storend is voor de (woon)omgeving van verdachte.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij de afgelopen tijd herhaaldelijk is veroordeeld voor het plegen van misdrijven. De bewezenverklaarde feiten zijn dan ook gepleegd terwijl verdachte in meerdere proeftijden liep. De (deels) voorwaardelijke straffen die aan hem zijn opgelegd weerhouden hem echter niet van het plegen van strafbare feiten.
Ook uit het reclasseringsadvies van 20 juli 2020 blijkt dat het verdachte niet lukt om tot gedragsverandering te komen. De reclassering ziet problemen op alle leefgebieden. Verdachte is dakloos, heeft schulden, heeft geen zinvolle dagbesteding, kent problematisch middelengebruik en mogelijk psychische problematiek. De reclassering adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank stelt echter vast dat voor de bewezenverklaarde feiten geen (voorwaardelijke) ISD-maatregel kan worden opgelegd.
Alles afwegend, acht de rechtbank voor de bewezenverklaarde huisvredebreuk en schennispleging een gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van voorarrest passend en geboden.

7.De benadeelde partij

02/153308-20
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 400,00 voor feit 2 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat aan [benadeelde partij] door dit bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank zal de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid waarderen op € 150,00.
De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

02/153308-20
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van:
- de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd in de zaak met parketnummer 02/078744-17, te weten een gevangenisstraf van 4 weken;
- de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd in de zaak met parketnummer 02/004692-18, te weten een gevangenisstraf van 3 maanden;
- de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd in de zaak met parketnummer 01/091840-18, te weten een gevangenisstraf van 20 dagen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de gestelde proeftijden schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop liggen de vorderingen tot tenuitvoerlegging in beginsel voor toewijzing gereed. De rechtbank acht toewijzing van deze vorderingen in dit geval echter niet opportuun, gelet op de strafoplegging in de hoofdzaken in verhouding tot de periode waarin verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank acht wel een verlenging van de proeftijden met één jaar op zijn plaats.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 138 en 239 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
02/153308-20 feit 1
-
spreekt verdachte vrij;
Bewezenverklaring
02/153308-20 feit 2 en 02/267216-19
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
02/153308-20 feit 2
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;

02/267216-19

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
In het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;

02/153308-20 feit 2 en 02/267216-19

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
02/153308-20 feit 2 en 02/267216-19
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 week;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
02/153308-20
  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/078744-17 af en verlengt de proeftijd met één jaar;
  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/004692-18 af en verlengt de proeftijd met één jaar;
  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 01/091840-18 af en verlengt de proeftijd met één jaar;
02/153308-20 feit 2
Benadeelde partij [benadeelde partij]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 150,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 28 maart 2020 tot en met de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij] € 150,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 28 maart 2020 tot en met de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Diepenhorst, voorzitter, mr. Sterk en mr. De Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 september 2020.
Bijlage I
De tenlastelegging
02-153308-20
1
hij op of omstreeks 9 juni 2020 te Roosendaal [naam 1] (vader van verdachte) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (meermalen) met een vork stekende bewegingen te maken in de richting van
die [naam 1] en/of daarbij dreigend te roepen (in de Somalische taal) "dat hij zelf zou uitmaken wat hij deed en dat het hem niets zou uitmaken" althans woorden van soortgelijke dreigend aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 28 maart 2020 te Roosendaal de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten [adres 1] , door zichtbaar voor [benadeelde partij] , zijn, verdachte’s broek heeft
losgemaakt en/of zijn, verdachte‘s hand (na)bij zijn penis in zijn broek heeft gedaan en/of zijn, verdachte's penis heeft vastgepakt en/of (vervolgens) zijn, verdachte’s penis uit zijn broek heeft gehaald en/of met zijn verdachte's hand
knijpende/trekkende/zwaaiende bewegingen in/aan zijn penis heeft gemaakt en/of op-en-neergaande en/of zwaaiende bewegingen (na)bij/aan zijn penis heeft gemaakt;
artikel 239 sub 1 Wetboek van Strafrecht
( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
02-267216-19
hij op of omstreeks 9 november 2019 te Roosendaal in het besloten lokaal aan de [adres 2] bij [naam 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 7 februari 2019 schriftelijk de toegang tot die/dat [naam 2] ontzegd voor onbeperkte duur;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II
De bewijsmiddelen
02/153308-20
Feit 2
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020147501 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 22.
Het proces-verbaal van aangifte, pagina 4 en verder van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
4
Mijn naam is [benadeelde partij] . Ik woon op de [adres 1] in Roosendaal. Tijdens het opnemen van mijn aangifte is mijn begeleidster van de [naam 4] via beeldbellen erbij om mij te steunen.
Verbalisant: De begeleidster van [naam 4] geeft aan dat ze een app van [benadeelde partij] heeft gekregen op 28 maart 2020 omstreeks 20.15 uur. In deze app omschrijft [benadeelde partij] dat de zoon van de bovenbuurman die avond met zijn penis had staan zwaaien naar [benadeelde partij] .
[benadeelde partij] : Hij deed dit richting mij. Hij keek mij aan. Ik was in mijn woning.
5
Ik zag dat de zoon van mijn bovenbuurman voor het raam stond. Ik zag dat hij zijn broek naar beneden had gedaan tot net boven zijn knieën. Ik zag dat hij zijn penis vast pakte en met zijn penis begon te zwaaien. De afstand tussen ons was ongeveer een meter. Ik vond het een onaangenaam gevoel en voelde mij onveilig door het gedrag van de zoon. Zijn naam is [verdachte] .
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 9 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 maart 2020 omstreeks 19:00 uur was ik in mijn woning aan de [adres 1] in Roosendaal. Ik woon hier met mijn dochter [benadeelde partij] . Ik hoorde mijn dochter roepen dat we moesten kijken. Toen ik opkeek zag ik de zoon van de bovenbuurman met zijn broek naar beneden voor ons raam staan. Ik zag dat hij zijn penis in zijn hand hield en dat hij hiermee rondjes maakte.
02/267216-19
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2019270028 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 19.
Het proces-verbaal van aangifte namens [naam 2] , pagina 8 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
De aangifte is gedaan door [naam 3] namens [naam 2] . [naam 3] verklaarde het volgende:
Ik ben medewerker bij [naam 2] gelegen aan de [adres 2] in Roosendaal. Op 9 november 2019, omstreeks 21.30 uur, kwam een voor mij bekende man genaamd [verdachte] het casino binnen gelopen. Ik weet dat [verdachte] een verbod heeft voor alle [naam 2] in heel Nederland. [verdachte] kwam via de ingang het casino binnen gelopen. Ik zag dat hij vervolgens door de gang langs de gokkasten naar achteren liep.
Het toegangsverbod van [naam 2] d.d. 7 februari 2019, pagina 12 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
U heeft in onze locatie te Roosendaal een gedwongen toegangsverbod gekregen. Vanwege uw eigen gedrag bent u niet meer welkom in deze vestiging en in al onze locaties in Nederland. Mocht u op enigerlei wijze trachten één van onze locaties in Nederland te betreden zullen wij zonder verdere waarschuwing aangifte doen bij de politie op grond van Artikel 138 Wetboek van Strafrecht, of te wel huisvredebreuk. Bij het betreden van één van deze casino’s maakt u zich schuldig aan voorgenoemd artikel en zult u worden aangehouden. Gegevens dader: [verdachte] , geboortedatum [geboortedag 1] -1993.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 13 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 9 november 2019 waren wij, verbalisanten, belast met horecatoezicht in gemeente Roosendaal. Op genoemde dag, omstreeks 21:30 uur, kregen wij de melding dat er zojuist een persoon genaamd [verdachte] het casino ' [naam 2] ' gelegen aan de [adres 2] te Roosendaal binnen was gekomen. Deze [verdachte] zou een verbod hebben op genoemde casino.
Ik, verbalisant [verbalisant] , ontving gisteren op vrijdag 8 november 2019, ook een melding
dat de genoemde [verdachte] in het genoemde casino was geweest. Ik, verbalisant [verbalisant] , heb op die dag genoemde [verdachte] duidelijk verteld dat hij een verbod heeft op hierboven genoemde casino. Ik heb hem verteld dat hij niet welkom is bij ' [naam 2] ' casino, en dat als hij het casino zou betreden zal worden aangehouden voor huisvredebreuk. Hierop hoorde ik, [verdachte] zeggen: "Dat begrijp ik".
Op genoemde dag omstreeks 21:39 uur, reden wij over de Markt te Roosendaal. Wij, verbalisanten, zagen de voor ons, ambtshalve bekende [verdachte] over de Markt lopen. Wij zagen dat hij vanaf de ' [naam 2] ' casino in de richting van de Bloemenmarkt te Roosendaal liep. Vervolgens hielden wij, genoemde [verdachte] aan terzake huisvredebreuk.