ECLI:NL:RBZWB:2020:4668

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
AWB- 19_2562
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ingebrekestelling zorgtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

Op 30 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, wonende te [plaatsnaam], en de Belastingdienst/Toeslagen. De zaak betreft een ingebrekestelling die de eiser had ingediend naar aanleiding van een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 19 maart 2019, waarin werd medegedeeld dat de ingebrekestelling niet terecht was. De Belastingdienst/Toeslagen had eerder, op 22 april 2019, het bezwaar van de eiser tegen dit primaire besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, maar was niet aanwezig op de zitting van 19 augustus 2020, waar mr. A.R. Sheichot namens de Belastingdienst/Toeslagen aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen de ingebrekestelling terecht heeft afgewezen. Eiser had in zijn bezwaarschrift zorgtoeslag aangevraagd voor de jaren 2015, 2016 en 2017, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanvragen voor deze jaren waren ontvangen. De rechtbank verwijst naar artikel 15 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), waarin staat dat een aanvraag voor zorgtoeslag geacht wordt mede te zijn gedaan voor de daaropvolgende jaren, maar dat de Belastingdienst/Toeslagen de eiser schriftelijk moet informeren als deze toepassing beëindigd wordt.

De rechtbank concludeert dat de brief van 8 december 2014 aan eiser moet worden aangemerkt als een mededeling in de zin van de Awir. Eiser had geen nieuwe aanvraag ingediend voor zorgtoeslag over 2015, 2016 en 2017, waardoor de ingebrekestelling niet terecht was verzonden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2562 ZORG

uitspraak van 30 september 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [plaatsnaam] , eiser

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 19 maart 2019 (primair besluit) heeft de Belastingdienst/Toeslagen eiser bericht dat de door hem ingediende ingebrekestelling niet terecht is.
In een besluit van 22 april 2019 (bestreden besluit) heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 19 augustus 2020.
Hierbij was aanwezig mr. A.R. Sheichot namens de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser was met voorafgaande kennisgeving niet aanwezig.

Overwegingen

1. Bij brief van 8 december 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen eiser laten weten dat zijn zorgtoeslag voor het belastingjaar 2015 niet verlengd zou worden.
Op 13 maart 2019 heeft eiser aan de Belastingdienst/Toeslagen een ingebrekestelling toegezonden wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvragen zorgtoeslag voor de toeslagjaren 2015, 2016 en 2017.
Aan het primaire besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat geen aanvragen zorgtoeslag voor de betreffende jaren zijn ontvangen. Op 14 november 2018 is uitsluitend zorgtoeslag vanaf 1 januari 2018 aangevraagd. Hierop is beslist bij besluit van
28 december 2018. Voor 2015, 2016 en 2017 kan eiser de Belastingdienst/Toeslagen dan ook niet in gebreke stellen.
Bij het bestreden besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen zich op het standpunt gesteld dat zonder een aanvraag nooit sprake kan zijn van te laat beslissen over deze jaren.
De ingebrekestelling is terecht afgewezen.
2. In geschil is of de Belastingdienst/Toeslagen de ingebrekestelling van eiser terecht heeft afgewezen.
3. Eiser voert in beroep aan dat het duidelijk is dat hij in zijn bezwaarschrift wel zorgtoeslag aanvraagt voor de jaren 2015, 2016 en 2017. Hij spreekt de wens uit om het beroep om te zetten in een aanvraag voor de jaren 2015, 2016 en 2017.
4. Uit artikel 15, vijfde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) volgt dat een aanvraag voor zorgtoeslag geacht wordt mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren. Indien de Belastingdienst/Toeslagen van oordeel is dat toepassing van het vijfde lid kan worden beëindigd, deelt hij dit schriftelijk mee aan de belanghebbende.
5. Onder verwijzing naar de uitspraak van de hoogste rechter in toeslagzaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 juli 2018 (ECLI:NL:RVS: 2018:2284), is de rechtbank van oordeel dat de brief van 8 december 2014 aan eiser moet worden aangemerkt als een mededeling in de zin van artikel 15, zesde lid, van de Awir.
De brief is aan eiser geadresseerd en daarin is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
"Wij verlengen uw zorgtoeslag voor 2015 niet. Dit is omdat u over (het laatste deel van) 2014 ook al geen zorgtoeslag meer kreeg. Of omdat u volgens onze informatie vanaf1 januari 2015 hierop geen recht meer hebt. […] Denkt u wel recht te hebben op zorgtoeslag in 2015? Dan kunt u deze toeslag opnieuw aanvragen met Mijn Toeslagen op www.toeslagen.nl."
Uit de bewoordingen van de brief is voldoende duidelijk dat voor het verkrijgen van zorgtoeslag over 2015 een nieuwe aanvraag moet worden ingediend. Dat eiser dit niet heeft gedaan, komt voor zijn risico. Een toeslag wordt namelijk op aanvraag verkregen.
De stelling van eiser dat Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig op zijn aanvraag zorgtoeslag voor de jaren 2015 tot en met 2017 heeft beslist, volgt de rechtbank dus niet. Zoals hiervoor is overwogen was geen sprake van een doorlopende aanvraag en ook niet is gebleken dat eiser een nieuwe aanvraag heeft ingediend, zodat geen sprake van kan zijn van niet tijdig beslissen.
De ingebrekestelling is dan ook niet terecht aan de Belastingdienst/Toeslagen verzonden.
Het bestreden besluit kan daarom in stand blijven.
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.M. Zandbergen, griffier, op 30 september 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.