ECLI:NL:RBZWB:2020:4612

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19_6264
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen beëindiging uitkering Ziektewet

Op 28 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres had op 3 december 2019 beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 27 september 2019 op de hoogte was gesteld van haar arbeidsgeschiktheid en dat de bezwaartermijn op 28 september 2019 begon. Eiseres heeft pas op 22 oktober 2019 bezwaar gemaakt, wat na de wettelijke termijn van twee weken was. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de door eiseres aangevoerde medische klachten. De rechtbank concludeerde dat het UWV het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 28 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6264 ZW

uitspraak van 28 september 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 3 december 2019 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 4 november 2019 (bestreden besluit) van het UWV over de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de beëindiging van de uitkering van eisers op grond van de Ziektewet.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 september 2020. Eiseres is verschenen. Het UWV is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontving een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 27 september 2019 (primair besluit) heeft het UWV eiseres medegedeeld dat zij vanaf 26 september 2019 weer arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk en dat daarom vanaf die datum haar uitkering wordt beëindigd.
Op 22 oktober 2019 heeft eiseres digitaal bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Het UWV heeft het bezwaarschrift op diezelfde dag ontvangen.
Bij bestreden besluit van 4 november 2019 heeft het UWV het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege een onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij, naar haar mening, in september op de juiste manier bezwaar heeft gemaakt via ‘mijn berichten’. De enige reactie die zij heeft gekregen was dat zij uit de ZW was afgemeld. Verder heeft zij aangevoerd dat het blijkbaar niet duidelijk is hoe zij eraan toe is. Zij heeft slaapmedicatie, artrose, is angstig, heeft pijn en is vergeetachtig. Zij staat op de wachtlijst voor specialistische hulp. Het UWV is te allen tijde op de hoogte geweest van haar situatie en zij heeft, naar haar mening, de juiste stappen ondernomen om bezwaar te maken of telefonisch dan wel schriftelijk het UWV op de hoogte te brengen.
3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Artikel 75k van de ZW bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in een geschil als bedoeld in artikel 75j, in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), twee weken bedraagt, tenzij het geschil betrekking heeft op een beoordeling als bedoeld in artikel 19ab van de ZW.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.1
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit is gedateerd op 27 september 2019. Eiseres heeft niet betwist dat zij het primaire besluit heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 28 september 2019. Het bepaalde in de artikelen 6:7, 6:8 en 6:9 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 75k van de ZW, brengt dan mee dat 11 oktober 2019 geldt als de laatste dag van de termijn waarbinnen een bezwaarschrift kon worden ingediend.
Eiseres heeft aangevoerd op 23 september 2019 bij het UWV aangegeven te hebben dat zij niet kon deelnemen aan re-integratie. Naar de mening van eiseres was dit voldoende om bezwaar te maken. De rechtbank stelt vast dat op dat moment het primaire besluit van
27 september 2019 nog niet genomen was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat die melding niet kan worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het primaire besluit. Eiseres heeft eerst op 22 oktober 2019 digitaal bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 27 september 2019. Dit bezwaarschrift is na afloop van de bezwaartermijn en daarmee niet tijdig ingediend.
4.2
De bewaartermijn is een fatale wettelijke termijn waarvan niet kan worden afgeweken. Alleen als de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding gerechtvaardigd wordt, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven.
4.3
De rechtbank ziet in de door eiseres aangevoerde redenen geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daartoe overweegt de rechtbank dat in de rechtsmiddelenclausule onder het primaire besluit duidelijk staat vermeld dat, indien eiseres het niet eens is met het besluit, zij vóór 12 oktober 2019 een bezwaarschrift kan indienen. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij gedurende de bezwaartermijn op grond van medische klachten niet in staat is geweest om haar belangen te behartigen. Gelet op de feiten dat eiseres wel in staat is geweest om op 23 september 2019 bij het UWV aan te geven dat zij niet kon deelnemen aan re-integratie en op 22 oktober 2019 wel een bezwaarschrift in te dienen, valt niet in te zien waarom eiseres niet tijdig bezwaar had kunnen maken.
Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV het bezwaar van eiseres op juiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6. Nu het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier op 28 september 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.