ECLI:NL:RBZWB:2020:4588
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom door gemeente Veere
Op 28 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen een besluit van 7 juli 2020, vroegen om een voorlopige voorziening met betrekking tot een aan hen opgelegde last onder dwangsom. Deze last hield in dat zij een brug moesten verwijderen die zonder vergunning was geplaatst. Tijdens de zitting op 14 september 2020 in Middelburg, waar verzoekers aanwezig waren en het college vertegenwoordigd was door L.A. Kaan, werd het verzoek besproken.
Verzoekers stelden dat de brug al meer dan dertig jaar aanwezig was en dat zij niet verantwoordelijk waren voor de plaatsing ervan, aangezien zij het perceel pas in 2014 in eigendom hadden verworven. Ze deden een beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel en boden aan om de grond te kopen en de wadi te onderhouden, mits de brug mocht blijven liggen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevolgen van het bestreden besluit niet onomkeerbaar waren, omdat de brug eenvoudig verwijderd en weer teruggeplaatst kon worden. Hierdoor concludeerde de rechter dat verzoekers geen spoedeisend belang hadden bij de gevraagde voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter wees het verzoek af, met de overweging dat verzoekers tijdens de bezwaarprocedure het risico liepen op het verbeuren van dwangsommen, maar dat deze gevolgen niet onoverkomelijk waren. De rechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 september 2020, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.