ECLI:NL:RBZWB:2020:4471

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
AWB 18_8490
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit Sociale Verzekeringsbank inzake pensioenaanpassing

In deze zaak heeft eiser, na een gesprek met juristen, beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de aanpassing van zijn pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Het beroep is ingesteld op 25 november 2018, maar de SVB had het bezwaar tegen het primaire besluit van 19 januari 2018 niet inhoudelijk in behandeling genomen, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank ontving het beroepschrift op 13 december 2018, maar het onderzoek ter zitting kon niet doorgaan vanwege coronamaatregelen. Partijen stemden in met een schriftelijke afhandeling van de zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op 20 april 2018 elektronisch is bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn op 21 april 2018 begon en eindigde op 1 juni 2018. Het beroepschrift van eiser is pas op 25 november 2018 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve beoordeeld en geconcludeerd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiser had zelf aangegeven dat hij berichten van de SVB via de Berichtenbox wilde ontvangen, en het was zijn verantwoordelijkheid om toegang te behouden tot deze digitale post.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de SVB niet verplicht was om het besluit opnieuw per post te verzenden, en dat de redenen die eiser aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om de niet-ontvankelijkheid te voorkomen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en openbaar gemaakt op 23 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/8490 AOW

uitspraak van 23 september 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 25 november 2018, ontvangen bij de SVB op 25 november 2018, beroep ingesteld tegen het besluit van 18 april 2018 (bestreden besluit) van de SVB over het niet inhoudelijk in behandeling nemen van zijn bezwaar tegen het besluit van 19 januari 2018 tot aanpassing van zijn pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.
De SVB heeft het beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank. De rechtbank heeft het beroepschrift op 13 december 2018 ontvangen.
Het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 17 maart 2020. De zitting heeft echter geen doorgang kunnen vinden, omdat de rechtbank werd gesloten vanwege de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus. Partijen hebben desgevraagd schriftelijk toestemming gegeven om de zaak zonder een zitting af te doen.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting daarom achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 27 augustus 2020.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 19 januari 2018 (primair besluit) heeft de SVB vastgesteld dat eiser vanaf 1 december 2016 het pensioenbedrag krijgt naar de norm voor een gehuwde omdat hij op 4 november 2016 is getrouwd.
Bij brief van 28 februari 2018, door de SVB ontvangen op 4 april 2018 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De SVB heeft het bezwaarschrift op 4 april 2018 ontvangen.
Bij bestreden besluit van 18 april 2018 heeft de SVB het bezwaar niet inhoudelijk in behandeling genomen vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.
2. In beroep voert eiser aan dat hij, na een gesprek met juristen wel recht heeft op een alleenstaande pensioen of een AIO-aanvulling voor zijn partner.
3. Alvorens de rechtbank kan toekomen aan de vraag of het bezwaar van eiser terecht niet in behandeling is genomen vanwege overschrijding van de
bezwaartermijn, dient ambtshalve eerst de ontvankelijkheid van het
beroepte worden beoordeeld.
4. In artikel 2:14, eerste lid van de Awb, is bepaald dat een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch kan verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt.
In artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is bepaald dat deze termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 18 april 2018. De SVB heeft het bestreden besluit bekend gemaakt via de elektronische weg, namelijk door het op 20 april 2020 te plaatsen in de Berichtenbox van eiser via MijnOverheid.nl.
In artikel 2:14, eerste lid, van de Awb, is bepaald dat een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch kan verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
De SVB heeft meegedeeld dat eiser op 4 april 2017 op MijnOverheid.nl de berichtenvoorkeur voor de SVB heeft aangezet, wat betekent dat de SVB berichten, waaronder besluiten, naar de Berichtenbox van eiser mag sturen en dit niet meer per post hoeft te doen.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij weinig tot nooit in zijn Berichtenbox heeft gekeken en dat hij niet meer weet hoe hij in zijn Berichtenbox moet komen.
De rechtbank is van oordeel dat nu eiser zelf zijn voorkeur voor ontvangst van berichten van de SVB via de Berichtenbox heeft aangegeven, het zijn eigen verantwoordelijkheid is om toegang tot de Berichtenbox te behouden. Dit betekent dat het bestreden besluit op 20 april 2018 op de juiste wijze bekend is gemaakt.
6. Nu het bestreden besluit op 20 april 2018 via de elektronische weg bekend is gemaakt, is de beroepstermijn aangevangen op 21 april 2018 en geëindigd op 1 juni 2018. Het beroepschrift van eiser is pas op bij 25 november 2018 bij de SVB binnengekomen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig (en tevens bij de onjuiste instantie) ingediend.
7. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
Ter verklaring van de termijnoverschrijding in beroep heeft eiser aangevoerd dat hij zich niet kan herinneren dat hij het besluit van 18 april 2018 heeft ontvangen en dat hij een periode heeft gehad dat hij meer met zichzelf bezig was na het verwijderen van een tumor.
De rechtbank ziet in de door de eiser aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-
ontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank dat het feit dat eiser zich niet kan herinneren het besluit te hebben ontvangen, voortkomt uit het feit dat hij weinig tot nooit in zijn Berichtenbox heeft gekeken. Dat eiser niet meer weet hoe hij in zijn Berichtenbox moet komen, maakt dit niet anders. Eiser heeft zelf op 4 april 2017 de berichtenvoorkeur voor de SVB op MijnOverheid.nl aangezet. Anders dan eiser meent, hoefde de SVB het bestreden besluit niet nogmaals per gewone post aan eiser te sturen. Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiser om tijdig over zijn (digitale) post te beschikken. De rechtbank is van oordeel dat het nalaten hiervan voor rekening en risico van eiser komt. Verder overweegt de rechtbank dat voor het inzien van de Berichtenbox (het maken van) een internetverbinding voldoende is. De grond van eiser dat hij geen computer tot zijn beschikking had, slaagt daarom niet. Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
8. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.