Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een onroerende zaak, specifiek een kavel met een windturbine. De belanghebbende, Windpark [naam 1] B.V., had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1], die de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op € 1.927.000 voor het jaar 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verkoopprijzen bekend zijn van grond met de bestemming windturbine, waardoor de waarde op een andere manier moest worden bepaald. De heffingsambtenaar had aansluiting gezocht bij de retributies die voor het recht van opstal worden betaald voor vergelijkbare windturbines in de omgeving. De rechtbank oordeelde dat deze retributies een goede indicatie geven van de waarde van de grond in het economisch verkeer, ondanks dat de belanghebbende andere grondprijzen voorstelde. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.