ECLI:NL:RBZWB:2020:4434

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
02-064963-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Kooijman
  • A. van der Burgh
  • J. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen seksueel misbruik van minderjarige

Op 22 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van meermalen seksueel misbruik van zijn negenjarige nichtje. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak werd behandeld op 9 september 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte verschillende juridische varianten van seksueel misbruik van een minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, ondersteund door de aangifte van haar moeder, geloofwaardig was en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.

De rechtbank overwoog dat de verdachte ernstig inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat hij misbruik had gemaakt van het vertrouwen dat in hem als familielid was gesteld. De verdachte had meerdere seksuele handelingen verricht, waaronder het seksueel binnendringen met zijn vingers en tong. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een stoornis in het autistisch spectrum, en legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die psychische schade had opgelopen door de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/064963-20
vonnis van de meervoudige kamer van 23 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1973 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsvrouw mr. D. Dotsios, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 september 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn nichtje van jonger dan 12 jaar meermalen seksueel heeft misbruikt.
Dit is in verschillende juridische varianten ten laste gelegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), de aangifte en de deels bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde aangezien er geen steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] en verdachte ontkent. Indien de rechtbank wel komt tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat enkel één maal seksueel binnendringen in Veen en één maal seksueel binnendringen in Magny-le-Hongre bewezen kan worden verklaard, aangezien de verklaring van [slachtoffer] op dit punt onbetrouwbaar is.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, op de wijze zoals onder 4.4. opgenomen. De rechtbank baseert zich daarbij niet enkel op de verklaring van [slachtoffer] , maar ook op de (deels) bekennende verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd en de aangifte van de moeder van [slachtoffer] bij de politie in België.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig, nu uit de aangifte van haar moeder volgt dat zij vanaf het begin consistent is in haar verklaring en zij gedetailleerd verklaart over hetgeen is voorgevallen tussen haar en verdachte. Dit geldt onder andere ten aanzien van haar verklaring over de wijze waarop het incident in het duivenhok heeft plaatsgevonden en dat er op enig moment een druppel zichtbaar was aan het geslachtsdeel van verdachte. Daarbij komt dat de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer] ten aanzien van de gepleegde handelingen grotendeels overeenkomt met de verklaring van verdachte zelf.
Voor het seksueel binnendringen met de penis of vingers in de vagina acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor handen, omdat [slachtoffer] blijkens de aangifte van moeder in eerste instantie heeft gezegd dat daar geen sprake van was en zij ook tijdens het studioverhoor daar niet voldoende duidelijk over verklaart. Verdachte heeft deze handeling ook ontkend.
Omdat de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen acht, komt zij niet toe aan een oordeel over de subsidiair tenlastegelegde handelingen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij in de periode van 19 augustus 2019 tot en met 20 oktober 2019 te Veen en/of te Magny-le-Hongre, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2010,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte
- zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en
- zijn tong in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 48 maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie verzoekt hierbij aan verdachte als bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met [slachtoffer] en haar moeder op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat – gezien het reclasseringsadvies, het psychologisch onderzoek en de dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht – volstaan kan worden met een taakstraf, al dan niet gecombineerd met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft meerdere keren seksuele handelingen bij zijn op dat moment zeer jeugdige (achter)nichtje verricht, bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam met zijn vingers en zijn tong. De rechtbank gaat er vanuit dat dit zowel in [pretpark] als bij verdachte thuis is gebeurd en dat er ook andere ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, zoals in het subsidiair tenlastegelegde opgenomen. Daarmee heeft verdachte niet alleen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , maar ook op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als familielid werd gesteld en het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had, als oom op wie zij nota bene in het bijzonder gesteld was. In een omgeving waarin zij zich juist veilig had moeten voelen, op vakantie met haar oma en haar oom, heeft het misbruik plaatsgevonden, ook terwijl oma in dezelfde ruimte lag te slapen. Verdachte heeft zich er daarbij geen rekenschap van gegeven wat voor effect deze handelingen op het zeer jonge slachtoffer hebben en ook in de toekomst nog kunnen hebben. Minderjarigen die op deze wijze worden betrokken bij seksuele handelingen kunnen hierdoor psychische schade oplopen en kunnen worden belemmerd in het doormaken van een gezonde (seksuele) ontwikkeling. Uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat [slachtoffer] al psychische begeleiding en behandeling nodig heeft gehad. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Er is sprake van een zodanig ernstig feit dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel is gerechtvaardigd. Voor soortgelijke feiten wordt in de rechtspraak doorgaans een gevangenisstraf opgelegd van 20 maanden.
Verdachte is onderzocht door een GZ-psycholoog. In het onderzoeksrapport komt de psycholoog tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een stoornis in het autistisch spectrum, die gepaard gaat met enige beperkingen in het intellectueel functioneren. Er is tevens sprake van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vermijdende en afhankelijke trekken. Deze stoornis was er ook ten tijde van het delict en heeft ten dele invloed gehad op de gedragingen van verdachte. Volgens de psycholoog werd verdachte geprikkeld door de seksuele nieuwsgierigheid van zijn nichtje, was hij onvoldoende in staat om handelingsalternatieven te overzien en heeft hij zijn eigen nieuwsgierigheid op haar geprojecteerd. Verdachte is vervolgens op een vermijdende manier omgegaan met de negatieve ervaringen. Het voorgaande is aanleiding voor de psycholoog om te adviseren het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog schat het risico op recidive in als laag.
De rechtbank overweegt dat de psycholoog in zijn advies rekening houdt met de visie van verdachte op het seksueel misbruik, terwijl de rechtbank in de verklaring van [slachtoffer] geen aanwijzingen terugvindt dat een en ander op haar initiatief of vanuit haar (seksuele) nieuwsgierigheid heeft plaatsgevonden. Aan de andere kant heeft de rechtbank geen aanknopingspunten om voorbij te gaan aan de conclusie van de psycholoog die verdachte heeft onderzocht, dat de stoornissen van verdachte een rol hebben gespeeld bij het plegen van het strafbare feit. De rechtbank zal dan ook bij de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De reclassering heeft op 4 juni 2020 – rekening houdende met de bevindingen van de psycholoog – geadviseerd om bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met onder andere als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich ambulant laat behandelen.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest. Deze straf is lager dan zoals geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank uitgaat van een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en zij het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte toerekent. Als bijzondere voorwaarden worden de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering grotendeels overgenomen, behoudens het contactverbod met minderjarigen. Het recidiverisico wordt immers als laag ingeschat. In plaats daarvan neemt de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] en haar moeder op ter bescherming van het slachtoffer.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 6.910,00, waarvan € 910,00 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen
De verdediging heeft verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 1.500,00 aangezien het causaal verband tussen het feit en de schade niet is onderbouwd.
Oordeel rechtbank
Nu de materiële schade ter hoogte van € 910,00 niet is betwist, zal de vordering tot vergoeding van deze schade worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij ingevolge artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade. Dat de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen staat als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast en dat sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij en daarmee van een aantasting van de persoon, volgt naar het oordeel van de rechtbank reeds uit het strafbare feit zelf. Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op
€ 5.000,00. De vordering zal voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank wijst de vordering tot een bedrag van € 5.910,00 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2019.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt na het onherroepelijk worden van het vonnis bij Reclassering Nederland 0888041505. Verdachte dient zich te blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Kairos, Het Dok of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal hebben of
onderhouden met de minderjarige [slachtoffer] en haar moeder [getuige] ;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 5.910,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, waarvan € 910,00 ter zake van materiële schade en € 5.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 5.910,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 64 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Van der Burgh en mr. Dijkman, rechters, in tegenwoordigheid van Van Dijke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 september 2020.
Mr. Kooijman en Van Dijke zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I - De tenlastelegging
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 augustus 2019 tot en met 20 oktober 2019 te Veen, gemeente Altena, in elk geval in Nederland en/of te Magny-le-Hongre, in elk geval in Frankrijk met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2010,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte (telkens)
- zijn penis en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis en/of een of meer vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
( art 244 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 augustus 2019 tot en met 20 oktober 2019 te Veen, gemeente Altena, in elk geval in Nederland en/of te Magny-le-Hongre, in elk geval in Frankrijk met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2010,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte (telkens)
-met zijn penis en/of een of meer vingers de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
-met zijn tong aan de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer] gelikt en/of
- met zijn (stijve) penis tegen het lichaam van die [slachtoffer] gereden/gelegen en/of
- zijn ontblote penis aan die [slachtoffer] getoond en/of
- die [slachtoffer] in haar gezicht en/of op haar mond, in elk geval op haar lichaam gekust;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II - De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2019285645 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 227.
I
het ambtsedig proces-verbaal van aangifte, opgenomen als pagina 57 in voornoemd eindproces-verbaal, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende dat:
[getuige] doet, als moeder van [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2010, aangifte van seksueel misbruik van [slachtoffer] door haar neef, [verdachte] . Zij blijft bij de aangifte die zij eerder deed in België.
II
het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , zoals afgelegd bij de politie in België, dat als bijlage is bijgevoegd bij het proces-verbaal van aangifte, opgenomen als pagina 62 t/m 64 in voornoemd eindproces-verbaal – voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende dat:
[slachtoffer] is naar [pretpark] gegaan met [verdachte] en mijn moeder [naam 3] van 19/08/2019 tot en met 23/08/2019. [slachtoffer] is bij mijn tante [naam 1] (zus van mijn mama) en neef [verdachte] blijven logeren van 19/10/2019 tot en met 20/10/2019 in Veen te Nederland.
Ik begreep dat het over oompie ( [verdachte] ) ging. Ik vroeg [slachtoffer] of oompie haar had aangeraakt. [slachtoffer] zei ja, het is gebeurd in [pretpark] en bij tante
[naam 1] (moeder van [verdachte] ). Ik heb [slachtoffer] dan een aantal vragen gesteld. Ik vroeg : heeft hij u aan uw muisje aangeraakt ? [slachtoffer] zei ja.
Ik vroeg : met zijn piemel ? [slachtoffer] zei nee.
Ik vroeg : heeft hij zijn piemel laten zien ? [slachtoffer] zei ja en hij is met zijn tong in mijn muisje geweest, hij heeft er kusjes op gegeven en hij kwam met zijn tong in mijn muisje en ook met zijn vingers in mijn muisje.
III.
het ambtsedig proces-verbaal van voorlopige samenvatting studioverhoor, opgenomen als pagina’s 96 en 97 in voornoemd eindproces-verbaal, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende dat:
Verhoorder vraag wat [slachtoffer] bedoelde met vrijen. [slachtoffer] zegt dat zij in [pretpark] bij Ome [verdachte] in bed lag. Oma lag in het stapelbed. Ome [verdachte] is op [slachtoffer] gaan liggen en heeft aan haar gezeten. Dit is vaker gebeurd. Hij heeft ook vaker zijn piemel aan [slachtoffer] laten zien. Hij heeft haar gekust. Ook heeft hij met zijn tong in haar muis gekust. Dat was in zijn vogelhok.
Ome [verdachte] heeft in het duivenhok [slachtoffer] gekust op haar gezicht en lippen. Ook heeft hij met zijn tong in [slachtoffer] haar vagina gelikt. [verdachte] deed de deur van het duivenhok op slot zodat niemand binnen kon komen. Hij deed haar broek naar beneden en tilde haar op. Dit is vaker gebeurd. Ome [verdachte] had tegen [slachtoffer] gezegd dat hij dat niet mocht doen. [slachtoffer] zei twee keer: "Zet mij maar weer neer." Toen heeft [verdachte] haar weer neergezet.
Toen zij bij Ome [verdachte] en tante [naam 1] sliep ging [verdachte] een soort van vrijen met [slachtoffer] . Hij had haar overal gekust. Ook bij en in haar muis (verb. vagina). Hij zei dat het lekker was.
IV
het verslag verbatim studioverhoor van [slachtoffer] , opgenomen als pagina’s 98 t/m 136 in voornoemd eindproces-verbaal, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende dat:
V Maar [slachtoffer] , jij mag mij alles vertellen over [pretpark] .
G (knikt)
V En over ome [verdachte] . Ja?
G (Knikt)
V Nou. Begin maar.
G Uhm, wij zijn naar [pretpark] geweest. Zonder mama.
V Hmhm.
G En met oma en met mijn onkel.
V Hmhm.
G En uhm, en wij hebben, wij zijn toe gekomen. En wij hebben, wij hebben alles uitgeladen en uhm, dan zijn wij in de lift gegaan. En [naam 2] [zoals verstaan] ging apart in de lift. En toen had ome [verdachte] gezegd', geef mij een kusje. En dan heeft die gedaan. En dan was het eigenlijk avond en dan heeft die proberen te vrijen met mij.
V Dus wat deed ome [verdachte] dan met jou toen die ging vrijen met jou?
G Een soort van vrijen. Hij heeft nie [niet] met zijn piemel in mijn muis gezeten.
V Oké. Dus jij zegt: een soort van vrijen. Want hij heeft niet met zijn piemel in mijn muis gezeten.
G Ja.
V Wat deed oom [verdachte] dan?
G Uhm, heeft hij gekust en zo.
V Hmhm.
G En verder weet ik het eigenlijk nie [niet],
V En waar deed hij jou kussen toen jij in bed lag?
G Uh, bijna overal. In mijn muis en zo.
V Hmhm.
G En.... Verder weet ik het nie [niet],
V Oké. En wat deed uh... Waar deed hij kussen bij jou muis?
G Uhm, overal.
V Overal. Is dat erop of ernaast of erin of met iets anders?
G Uh, erop.
V Ja.
G En erin.
V Erop en erin. Zei die iets tegen jou toen die dat deed?
G Da [dat] is lekker.
V Uhm, en jij hebt ook verteld dat die zijn piemel heeft laten zien.
G Ja.
V En waar was jij dan toen die de piemel liet zien aan jou?
G In mijn bed.
V je had het ook over uh, dat hij had verteld dat dat geen pipi is. En dat je da [dat] in de mond kan doen.
G (Knikt) Maar da [dat] heb ik nie [niet] gedaan.
V Maar dat heb je niet gedaan. En wat bedoelde die dan met de pipi?
G Dus dan heeft die de piemel en deed die zo, en dan was er zo een likje of een
druppeltje en dan heeft die gezegd van: ja, steek het maar in de mond en toen
heb ik gezegd: nee.
G Heeft mijn broek afgetrokken en heeft mij opgepakt en dan heb ik met mijn knie op zijn schouders, was da [dat], en toen heeft die da [dat] beginnen te doen. Gedaan.
V Oké. En uhm, da [dat] was in het duivenhok zei je hè?
G (knikt)
G Ja, dus jouw plasser noem jij jouw muis. Da [dat] klopt hè? Dus die is aan jouw muis gaan likken. En wat deed die dan precies? Waar deed die likken bij jouw muis?
G In mijn muis.
V In jouw muis. En hoe weet je dat dat in jouw muis was?
G Ik had dat gevoeld.
V Oké. En wat, wat voelde je precies?
G Een tong.
V En tong. En wat deed die met die tong?
G In mijn muis likken.
V Ja. En uh, zei die iets tegen jou toen die dat deed?
G Nee. Alleen maar: hmmmm.
V Oké. En zei jij iets?
G Nee, denk ik.
V Nee, denk je. Als je het nie [niet] zeker weet, moet je het zeggen hè? En hoe lang duurde dat, dat die deed likken?
G Nie [niet] zo lang.
V Niet zo heel lang. En uhm, jij zei: hij tilde mij op. En...
G Ja, ik heb ook gezegd uh, dat ik eraf wou. En dan ben ik naar het toilet geweest
en dan heb ik daar afgeveegd.
V Hmhm. Want waar wilde je dan vanaf?
G Van da [dat] wat die heeft gedaan in mijn muis.
V Jij vertelde dat oom [verdachte] jou deed optillen in het duivenhok hè? En dat die toen met zijn tong aan jouw muis uh, kwam. En toen die jouw optilde, waar waren toen jouw benen?
G Op zijn schouders.
V Op zijn schouders. En uh, hoe waren jouw benen.
G Zo. (tilt haar rechterknie op)
V Zo. Op zijn schouders. En dan op allebei de schouders.
G Ja.
V Of op één schouder of op iedere been een schouder...
G Allebei één schouder.
V Dus jouw benen waren op allebei de schouders zeg maar van oom [verdachte] . Oké. En uhm, jouw, jouw kleren. Want jij zei: hij had mijn broek naar beneden getrokken.
G Ja.
V Hoe waren die dan toen die jou uh, optilde?
G Hier. (buigt zich naar voren en houd beide handen onder haar knieën)
V Oké. Daar. En waar was jouw buik dan?
G Uhm, mijn kleren hier waren nog aan. Maar beneden nie [niet], (gaat met beide
handen voor haar buik en borst omhoog en omlaag)
V
het ambtsedig proces-verbaal van authenticiteit, opgenomen als pagina 137 in voornoemd eindproces-verbaal, behorende bij het verslag verbatim studioverhoor van [slachtoffer] .
VI
het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgenomen als pagina 40 en 41 in voornoemd eindproces-verbaal, voor zover –zakelijk weergegeven – inhoudende dat:
Er zijn nog vragen gesteld aan verdachte, waarbij hij het volgende heeft verklaard:
"V: Heb ik nog één vraag. Je zei dat je [slachtoffer] optilde toen he, en dat je met je mond
haar vagina aangeraakt had he, en dat zij zich toen omdraaide he, maar hoe ging dat
dan precies?
A: Euhm, ja, hoe ging dat. Hoe moet ik dat uitleggen....
V: Want jij zegt: normaal gesproken zit ze op mijn nek.
A: Normaal wel. Maar nou gewoon andersom. Eigenlijk zo..... zij zit zo voor mij .... of stond voor mij en dan moet ik ze zo optillen.
V: Met je gezichten naar elkaar toe?
A: Ja.
Ik kan het beter laten zien.
O: Verdachte gaat staan.
A: Zeg dat hier het luikje is en mijn nichtje stond hier. En dan moet ik haar zo
optillen met haar gezicht naar mijn.
O: Verdachte wijst met zijn hand dat [slachtoffer] voor hem staat en doet voor hoe hij [slachtoffer] met beiden handen onder haar oksel optilt.
A: En dan til ik haar zo op en komt ze hier met haar benen, legt ze hier in de nek.
0: Verdachte legt beiden handen op zijn schouders. Dan zit [slachtoffer] op zijn nek.
A: Maar ja, als zij hier zit met haar benen, (O: Verdachte wijst wederom met
beiden handen op zijn schouders) maar dan andersom, ja, dan komt euhm, dan is het
vrij duidelijk dat daar mijn mond tegen komt.
VI
het ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, opgenomen als pagina’s 42 t/m 50 in voornoemd eindproces-verbaal, voor zover - zakelijk weergegeven – inhoudende dat:
V: Maar als ik het goed begrijp pleegde jij ook seksuele handelingen met [slachtoffer] haar oma naast haar lag te slapen. Klopt dat?
A: Ik weet niet wat ze er mee bedoelt die handelingen.
V: Aanraken, haar vagina aanraken, zij noemt dat haar Muizeke.
A: Misschien aanraken in de zin van vriendschappelijk. Maar ik heb niet aan haar
gezeten. Dat kan in 1 geval gebeurd zijn maar niet elke avond.
V: Wat heb je dan die ene keer gedaan met je handen?
A: Ja hoe moet je dat uitleggen. Ik denk dat ze bij mij is komen liggen en dat mijn
hand toen bij haar vagina is gekomen maar hoe dat precies ging weet ik niet meer.
Tussen de schaamlippen zou kunnen maar nooit binnen. Daarmee bedoel ik mijn vinger naar binnen drukken.
V: Zijn er andere dingen in [pretpark] gebeurd die we nog niet besproken hebben?
A: Ze vroeg in dat moment op bed of ze mijn piemel mocht kussen. Toen was
hij wel uit mijn broek,
V: Zij zegt dat er een druppel uit je piemel komt en je zegt "dat is geen pipi”, plas
in het Vlaams "maar iets anders". En dat jij dat op je vinger hebt gedaan en aan haar hebt afgeveegd. Dat zij dat in haar mond kon doen.
A: Ze heeft dat wel gezien, dat moet voorvocht geweest zijn, mijn piemel was toen in erectie.
V; [slachtoffer] vertelde ook dat jij haar in het duivenhok op haar gezicht en lippen kuste.
Dat jij [slachtoffer] haar broek omlaag had gedaan, haar opgetild had en [slachtoffer] aan haar blote
vagina gelikt hebt. Hoe zit dat?
A: Ja dat was in de garage.
V: Hoe zat het met [slachtoffer] haar kleren op dat moment?
A: Die had ze op haar knieën ofzo. Toen heb ik haar opgetild en op mijn schouders gezet. Mijn lippen komen dan met haar vagina in aanraking. Dan geef ik kusjes.
V: Als een meisje met haar benen uit elkaar gaat gaat de vagina ook uit elkaar.
A: Ja dan ben ik tussen de schaamlippen geweest. Toen ik dat deed had ik al spijt.
V: Als een meisje met haar benen uit elkaar gaat gaat de vagina ook uit elkaar.
A: Ja dan ben ik tussen de schaamlippen geweest. Toen ik dat deed had ik al spijt.
V: [slachtoffer] heeft dit voor gedaan. Zij verteld dat jij haar opgetild hebt, dat het zeer
deed aan haar zij en dat zij daardoor haar knieën op har schouders hebt gezet. Dat je
haar daarna zo opgetild hebt dat haar knieën ieder op een schouder bij jouw rustte
zodat je zo haar blote vagina kon likken. Hoe zit dat?
A: Ja dat klopt.
V: Zij zegt dan dat jij haar bij en in haar vagina likt.
A: Dat klopt, daar heeft ze gelijk in.