ECLI:NL:RBZWB:2020:4427

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5417
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na eerstejaarsbeoordeling en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. De eiseres, die voorheen werkzaam was als schoonmaakster, had een ZW-uitkering ontvangen na arbeidsongeschiktheid door psychische problemen. Het UWV beëindigde haar uitkering per 26 november 2019 na een eerstejaarsbeoordeling, waartegen de eiseres bezwaar maakte. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna de eiseres beroep instelde bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2020 werd de zaak besproken, waarbij de rechtbank de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen van het UWV in overweging nam. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen de beperkingen van de eiseres correct hadden vastgesteld en dat zij in staat was haar maatgevende arbeid te verrichten. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordeling in het kader van de Ziektewet en de rol van de verzekeringsartsen bij het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft de argumenten van de eiseres, waaronder haar financiële situatie en de stelling dat zij volledig arbeidsongeschikt is, niet overtuigend genoeg geacht om tot een ander oordeel te komen. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5417 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituutwerknemersverzekeringen, (kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 25 november 2019 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres ingevolge de Ziektewet (ZW), na een eerstejaars ZW-beoordeling, beëindigd met ingang van 26 november 2019.
In het besluit van 11 februari 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 26 augustus 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres met als begeleidster [naam begeleidster eiseres] van het RIBW en haar gemachtigde, naast [naam vertegenwoordiger UWV] namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is voor 25 uur per week werkzaam geweest als schoonmaakster in kantoren te Tilburg tot 31 december 2016. Vervolgens heeft het UWV eiseres bij besluit van 17 januari 2017 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend met ingang van 2 januari 2017. Vanuit die situatie is eiseres op 1 januari 2019 uitgevallen vanwege psychische problemen.
Het UWV heeft eiseres met ingang van 2 april 2019 een ZW-uitkering toegekend.
Bij het primaire besluit (van 21 november 2019) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 26 november 2019.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 26 november 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts J. Oliveiro heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres onderzocht op haar spreekuur van 18 november 2019. Daarbij heeft de verzekeringsarts de informatie betrokken die zij desgevraagd heeft gekregen van de huisarts van eiseres in een brief van 20 maart 2019.
Oliveiro geeft aan dat eiseres beperkt wordt geacht voor COPD GoldII en voor het dragen van gelaatsmaskers, net als voor blootstelling aan gas/rook/stof/damp (bij een rookster). De verzekeringsarts ziet dat eiseres in het laatste werk daaraan niet werd blootgesteld. Zij komt tot de conclusie dat eiseres weliswaar claimt vanwege psychische klachten niet te kunnen werken, maar dat het laatst door haar verrichte werk eiseres niet blootstelde aan belastingen waartegen ze niet was opgewassen. Verzekeringsarts Oliviero acht eiseres daarom inzetbaar in haar maatgevende arbeid.
Verzekeringsarts b&b M.E. Jacobs heeft het dossier bestudeerd en de hoorzitting van 28 januari 2020 bijgewoond. Aansluitend heeft hij eiseres onderzocht. In zijn rapportage van 29 januari 2020 stelt hij dat de primaire verslaglegging procedureel en inhoudelijk volgens de regels is verricht. De primaire verzekeringsarts heeft alles correct afgewogen en de beperkingen op grond van ziekte of gebrek inzichtelijk gewogen.
Jacobs geeft aan dat niet het hebben van klachten leidend is bij een beoordeling in het kader van de ZW, maar alleen de vraag of er redenen zijn om beperkingen op te leggen voor het verrichten van arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek.
Hij acht eiseres daarom medisch in staat haar arbeid te verrichten en merkt op dat zij ook in het verleden met dezelfde klachten daartoe in staat is gebleken. Verder is er geen medisch behandeltraject dat in conflict met het werk zou komen.
Jacobs ziet daarom geen reden af te wijken van het oordeel van verzekeringsarts Oliveiro.
5.2
De gemachtigde van eiseres heeft onder verwijzing naar het bezwaarschrift tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat eiseres meer beperkingen heeft en minder belastbaar is dan wordt aangenomen en dat daarom de geduide functies door haar niet zijn te vervullen. Eiseres persisteert bij haar stelling dat zij volledig arbeidsongeschikt is en zij beoogt daarom de zaak in volle omvang voor te leggen ter vernietiging van het bestreden besluit.
Verder is het feit dat zij geen nieuwe medische gegevens heeft ingebracht volgens haar geen issue omdat op grond van de reeds aanwezige informatie al duidelijk is dat zij niet kan werken. In aanvulling heeft eiseres ter zitting nog gesteld dat zij financieel niet in staat is een medisch oordeel tegenover het oordeel van de verzekeringsartsen te zetten.
5.3
Oordeel over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder zowel haar geringe conditie en energie als gevolg van COPD, als de psychische klachten in de vorm van waanbeelden en achtervolgingswanen met de gevolgen daarvan.
Bij het aannemen van de beperkingen van eiseres is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiseres heeft in beroep geen andere informatie overgelegd dan een kopie van het bezwaarschrift. Met name heeft zij geen nieuwe medische informatie ingebracht die tot twijfel over de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen zou kunnen leiden. Weliswaar heeft eiseres aangegeven dat zij financieel niet in staat is om die nieuwe medische informatie te laten opstellen, maar er moet ten minste enige twijfel zijn over de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen voordat de rechtbank besluit zelf een deskundige in te schakelen. Die twijfel is er bij de rechtbank niet: alle door eiseres aangedragen bezwaren zijn door de verzekeringsarts b&b in de afwegingen betrokken en uit de gedingstukken blijkt niet dat de beperkingen van eiseres op de datum in geding (26 november 2019) door de verzekeringsartsen zijn onderschat.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die door de verzekeringsartsen is beschreven.
6. Nu niet is gebleken dat de beperkingen van eiseres onjuist zijn vastgesteld en zij met die beperkingen in staat moet worden geacht ‘zijn arbeid’ (schoonmaakster voor 25 uur per week) te verrichten, heeft het UWV terecht geconcludeerd dat eiseres op 29 november 2019 in staat is de maatgevende arbeid te verrichten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 29 november 2019.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.