In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 augustus 2020, staat de verdachte terecht voor ontuchtige handelingen met een minderjarige. De zaak betreft een meisje dat op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder seksueel binnendringen en zoenen, met het slachtoffer in de periode van 29 januari 2019 tot en met 6 februari 2019 in Sluis. De rechtbank heeft de zaak op 14 augustus 2020 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer heeft verklaard dat er meerdere keren ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, terwijl de verdachte slechts één keer seks heeft gehad en één keer heeft gezoend. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, terwijl de verklaring van de verdachte als kennelijk leugenachtig werd aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen, met uitzondering van het onderdeel van het vingerinbrengen, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 450 dagen, waarvan 295 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand, en heeft besloten om geen taakstraf op te leggen, maar een hogere gevangenisstraf die recht doet aan de ernst van de feiten.