1.3.Bij het bestreden besluit 2 heeft het college het bestreden besluit 1 ingetrokken, nu met het verlenen van de omgevingsvergunning de illegale situatie is gelegaliseerd.
Het beroep van eisers heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede betrekking op het bestreden besluit 2.
2. Met het bestreden besluit 2 is het bestreden besluit 1 ingetrokken. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eisers nog belang hebben bij een inhoudelijke toetsing van het ingetrokken bestreden besluit 1, met andere woorden: of eisers nog procesbelang hebben. Als dit niet het geval is, dan moet het beroep niet ontvankelijk worden verklaard.
Procesbelang is afwezig, als de ingestelde vordering niet meer tot resultaat kan leiden.
De rechtbank stelt vast dat eisers met het bestreden besluit 2 hebben bereikt wat zij met het instellen van het beroep in eerste instantie hebben beoogd te bereiken, namelijk dat de opgelegde last onder dwangsom is ingetrokken. In zoverre is het procesbelang van eisers komen te vervallen. Het is dan de vraag waarin het procesbelang van eisers nog meer gelegen kan zijn.
3. Eisers voeren aan dat hun procesbelang nog is gelegen in de schade die zij hebben geleden vanwege het bestreden besluit 1. Deze schade valt volgens hen in drie posten uiteen:
I. de advieskosten die zij maakten voor bouwtekeningen en de vergunningaanvraag;
II. de leges die naar aanleiding van de vergunningaanvraag verschuldigd werden; en
III. de kosten die zij maken voor de onderhavige procedure.
Geen van de genoemde schadeposten kunnen er naar het oordeel van de rechtbank echter toe leiden dat eisers nog procesbelang hebben. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van de advieskosten en de leges (I en II)
Eisers hebben een omgevingsvergunning aangevraagd ten aanzien van de aangebrachte dakisolatie en ook gekregen. Ter zitting is duidelijk geworden dat eisers gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid om bezwaar te maken tegen de verleende omgevingsvergunning, dat de omgevingsvergunning in bezwaar in stand is gebleven, en dat eisers vervolgens ervoor hebben gekozen om geen beroep in te stellen. De verleende omgevingsvergunning is daarmee rechtens onaantastbaar geworden. Dit betekent dat rechtens vast is komen te staan dat de omgevingsvergunning vereist was. De rechtbank moet hier vanuit gaan. Eisers kunnen deze vraag nu niet opnieuw aan de orde stellen in het kader van de ingetrokken last onder dwangsom.
Voor de advieskosten die eisers hebben gemaakt voor het (laten) maken van bouwtekeningen en de vergunningaanvraag en de gemaakte legeskosten geldt dat deze niet het directe gevolg zijn van het ingetrokken dwangsombesluit. Zij zijn het gevolg van het feit dat eisers de (rechtens vereiste) omgevingsvergunning hebben aangevraagd. Indien eisers van mening zijn dat zij deze kosten ten onrechte hebben moeten maken, dan had het op hun weg gelegen om rechtsmiddelen aan te wenden tegen de legesheffing en tegen de verleende omgevingsvergunning.
Dit alles brengt met zich dat een oordeel van de rechtbank in deze procedure ten aanzien van het dwangsombesluit, niet kan leiden tot vergoeding van de gemaakte advieskosten en leges. Eisers hebben dus ten aanzien van deze kosten geen belang bij een uitspraak in deze procedure.
Ten aanzien van de proceskosten (III)
Voor de gemaakte proceskosten in deze beroepsprocedure geldt dat deze ook geen procesbelang opleveren. Volgens vaste jurisprudentie vormt de enkele vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van een beroep over te gaan. Artikel 8:75 van de Awb stelt namelijk niet de eis dat de partij die in de proceskosten wordt veroordeeld in het ongelijk is gesteld. Indien, afgezien van de vraag of aanleiding bestaat tot een proceskostenveroordeling over te gaan, geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de zaak, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. De rechtbank concludeert dan ook dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang.
De rechtbank ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.