Op 15 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, een particulier, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 27 november 2019, waarbij het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van vier appartementen aan de [Adres] te [Plaatsnaam]. Eiser is van mening dat hij recht heeft op een uitweg over het perceel van de vergunninghouder, wat volgens hem een belemmering vormt voor de uitvoering van het bouwplan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering is die de verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat. De rechtbank oordeelt dat de burgerlijke rechter de aangevoerde privaatrechtelijke belangen moet beoordelen, en dat het college in zijn belangenafweging niet verplicht is om rekening te houden met de onderhoudsbehoeften van het perceel van eiser. De rechtbank concludeert dat er geen ruimtelijke bezwaren zijn tegen het bouwplan en dat het college op goede gronden de omgevingsvergunning heeft verleend.
De uitspraak van de rechtbank is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.