ECLI:NL:RBZWB:2020:4368

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
AWB- 20_7059
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door college van burgemeester en wethouders

Op 15 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaarschrift. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in gebreke is gebleven bij het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van eisers. Het primaire besluit was op 28 november 2019 verzonden, en de termijn voor het indienen van bezwaar liep tot 9 januari 2020. De beslistermijn op het bezwaarschrift was opgeschort wegens overmacht van 16 maart 2020 tot 28 april 2020, maar de rechtbank concludeert dat het college na 1 april 2020 geen schriftelijke aanzegging heeft gedaan over de verlenging van de beslistermijn. Hierdoor is de beslistermijn overschreden.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaarschrift. Tevens is bepaald dat het college een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het college ook veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 262,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
Zaaknummer BRE 20/7059 GEMWT

uitspraak van 15 september 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser 1] en [Eiser 2] , wonende te [Plaatsnaam] , eisers, gemachtigde: mr. M.J. Smaling,

en

het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Zundert, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op hun bezwaarschrift.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eisers hebben het college op 10 juli 2019 verzocht om handhavend op te treden.
Bij besluit van 19 november 2019, verzonden op 28 november 2019, heeft het college besloten het verzoek deels toe te wijzen, deels af te wijzen en deels niet-ontvankelijk te verklaren.
Tegen dit besluit hebben eisers op 4 december 2019, door het college ontvangen op
5 december 2019, een bezwaarschrift ingediend.
Op 1 april 2020 schorst het college - in verband met de maatregelen rondom het corona-virus COVID 19 - de termijn voor het nemen van een besluit op van 16 maart 2020 tot en met 28 april 2020.
Derde belanghebbenden [Naam derde belanghebbende 1] en [Naam derde belanghebbende 2] hebben het college bericht een fysieke hoorzitting te wensen.
Bij brief van 18 mei 2020, door het college ontvangen op 19 mei 2019, hebben eisers het college in gebreke gesteld.
Vanaf 1 juni 2020 waren bijeenkomsten met maximaal 30 personen op 1,5 meter afstand weer toegestaan.
Bij brief van 15 juni 2020, door de rechtbank ontvangen op 18 juni 2020, hebben eisers beroep ingesteld tegen het door het college niet tijdig nemen van een beslissing op het verzoek van eiseres.
Het college heeft op 9 juli 2020 een verweerschrift ingediend. De hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie is gepland op 16 september 2020.
2. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt 6 weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt. [1] Een bestuursorgaan beslist op een bezwaarschrift - als een adviescommissie wordt ingeschakeld - binnen 12 weken na de dag waarop de termijn voor het indienen van bezwaar is verstreken. [2] Zolang het bestuursorgaan door overmacht niet in staat is om een beschikking te geven, wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort. [3]
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [4] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [5]
3. Het primaire besluit is op 28 november 2019 verzonden. De zes weken termijn voor het indienen van bezwaar liep dus tot en met 9 januari 2020. De twaalf weken termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar duurde daarom tot en met 2 april 2020. De termijn is opgeschort wegens overmacht in de periode van 16 maart 2020 tot en met 28 april 2020. De beslistermijn liep dus tot en met 18 mei 2020.
De rechtbank stelt vast dat het college na de brief van 1 april 2020 geen schriftelijke aanzegging heeft gestuurd naar eisers dat de beslistermijn langer blijft opgeschort wegens overmacht en/of dat de beslistermijn wordt verlengd. De beslistermijn is dus overschreden.
Eisers hebben het college op 19 mei 2020 in gebreke gesteld. Sindsdien zijn meer dan twee weken verstreken.
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom kennelijk gegrond. Het is de rechtbank niet gebleken dat inmiddels een beslissing op het bezwaarschrift is genomen.
Inmiddels zijn sinds de versoepeling van de corona-maatregelen per 1 juni 2020 ruim drie maanden verstreken. Voldoende tijd om een hoorzitting te organiseren, een advies uit te brengen en een besluit te nemen. De rechtbank zal daarom bepalen dat het college nu binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit moet nemen en verzenden. De rechtbank zal daarnaast bepalen [6] dat het college een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
4. De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,50). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, zodat een wegingsfactor van 0,50 geldt.

3. Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
  • draagt het college op
  • bepaalt dat het college aan eisers een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van
€ 15.000,-;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Ablas, griffier, op 15 september 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Voetnoten

1.artikel 6:7 van de Awb en artikel 6:8, eerste lid, van de Awb
2.artikel 7:10, eerste lid, van de Awb
3.artikel 4.15, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb en artikel 7:14 van de Awb
4.artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb en artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb
5.artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
6.Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb