Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, die zijn auto op 2 februari 2019 had geparkeerd in Tilburg, ontving een naheffingsaanslag omdat hij geen parkeerbelasting had betaald. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 15 april 2019 uitspraak gedaan op het bezwaar van de belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de parkeerplaats waar de auto was geparkeerd, was aangewezen als een plek waar parkeerbelasting verschuldigd is. De belanghebbende voerde aan dat hij de parkeerbelasting niet had betaald omdat hij bezig was met het halen en brengen van personen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om te concluderen dat er geen sprake was van parkeren. De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast had voldaan en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.