ECLI:NL:RBZWB:2020:4349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2281
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over naheffingsaanslag parkeerbelasting in Tilburg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, die zijn auto op 14 maart 2019 had geparkeerd in Tilburg, ontving een naheffingsaanslag omdat hij geen parkeerbelasting had betaald. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 3 april 2019 uitspraak gedaan op het bezwaar van de belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag. Tijdens de telefonische hoorzitting op 4 juni 2020 werd de belanghebbende gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar.

De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De belanghebbende voerde aan dat hij door een sterfgeval niet in staat was om te betalen en dat het tijdstip van parkeren, in de schemering, een rol speelde. De heffingsambtenaar stelde echter dat de verplichting tot het betalen van parkeerbelasting altijd geldt, ongeacht de omstandigheden. De rechtbank bevestigde dat de bewijslast voor de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag bij de heffingsambtenaar ligt, maar dat deze aan zijn verplichtingen had voldaan. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij aan zijn betalingsverplichting had voldaan.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 19/2281
uitspraak van 19 juni 2020
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 3 april 2019 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer] ).
Zitting
De telefonische hoorzitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020.
Aldaar zijn gehoord, belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] .

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.
Belanghebbende heeft op 14 maart 2019 een auto met kenteken [kenteken] geparkeerd in Tilburg aan de [straat] . In de parkeerverordening en het daarbij horende aanwijzingsbesluit van de gemeente Tilburg is deze plaats aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Tijdens een controle omstreeks 20:16 uur is geconstateerd dat de auto niet was aangemeld bij de parkeerautomaat of voor GSM-parkeren. Daarom is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. De nageheven belasting bedraagt € 1,- verhoogd met € 62,- wegens kosten van de naheffing.
2.2.
In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.
2.3.
Belanghebbende kan zich met de naheffing niet verenigen en stelt dat hij vanwege een sterfgeval niet bezig was met betaald parkeren. Ook het tijdstip in de avond, de schemer, heeft daarbij parten gespeeld. Voorts stelt belanghebbende vroeger in de betreffende straat te hebben gewoond en destijds was er geen verplichting tot betaling voor het parkeren. Belanghebbende stelt wat empathie te hebben verwacht van de gemeente.
2.4.
De heffingsambtenaar stelt dat, hoe vervelend de situatie ook was ten tijde van het parkeren van het voertuig, er geen sprake was van het voldoen aan de verplichting tot het betalen van de parkeerbelasting. Wanneer een voertuig wordt geparkeerd dient de parkeerbelasting te worden voldaan. Dit geldt bij elke omstandigheid. Het gaat er om of het feitelijk mogelijk is geweest om parkeerbelasting te betalen. Er waren diverse parkeerautomaten aanwezig in de directe omgeving. Er zijn diverse apps beschikbaar om te kunnen betalen. Via zonebebording is duidelijk gemaakt dat een zone voor betaald parkeren wordt ingereden en dat parkeerbelasting verschuldigd is. Een parkeerder dient zich ten alle tijde op de hoogte te stellen van de plaatselijke voorschriften met betrekking tot het parkeren van een voertuig. Aangezien belanghebbende stond geparkeerd, zonder de parkeerbelasting te hebben voldaan, is de naheffing terecht opgelegd.
2.5.
De rechtbank overweegt dat de bewijslast dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, rust op de heffingsambtenaar. De constatering van de verbalisant dat geen parkeerbelasting is betaald, kan toereikend zijn, maar geldt niet als onweerlegbaar bewijs. De belastingplichtige heeft de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren. Het tegenbewijs zal tot de conclusie moeten leiden dat hij desondanks aan de verplichting tot betaling van de parkeerbelasting heeft voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast heeft voldaan en overweegt daartoe het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat de betreffende straat is aangewezen als betaald parkeerzone en dat dit met borden en parkeerautomaten in de omgeving is aangegeven. Tevens is niet in geschil dat belanghebbende zijn voertuig heeft geparkeerd zonder daarvoor de parkeerbelasting te betalen, zodat de naheffingsaanslag in beginsel terecht is opgelegd.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij door de emoties is vergeten te betalen en beroept zich daarmee op het ontbreken van verwijtbaarheid. Dat belanghebbende niet de bedoeling heeft gehad geen parkeerbelasting te betalen, kan echter niet tot vernietiging van de naheffingsaanslag leiden. Opzet of schuld zijn bij de niet-voldoening van parkeerbelasting geen vereiste voor de bevoegdheid om een naheffingsaanslag op te leggen. Het enkele feit dat geen of te weinig parkeerbelasting is betaald, is voldoende om tot oplegging van een naheffingsaanslag parkeerbelasting over te gaan. De parkeerbelasting moet worden voldaan bij aanvang van het parkeren. Hoewel het een vervelende situatie voor belanghebbende is geweest, volgt de rechtbank het standpunt van de heffingsambtenaar.
2.6.
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.7.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier op 19 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier, rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.