Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar de heffingsambtenaar had het bezwaar afgewezen. De belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank overweegt dat de uitspraak op bezwaar op 29 maart 2019 is verzonden, waardoor de beroepstermijn op 30 maart 2019 is aangevangen en op 10 mei 2019 is geëindigd. Het beroepschrift is echter pas op 14 mei 2019 door de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het buiten de termijn is ingediend. De belanghebbende stelde dat hij het beroepschrift op 10 mei 2019 had gepost, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat dit daadwerkelijk is gebeurd. De rechtbank volgt de jurisprudentie die stelt dat de terpostbezorging plaatsvond op de dag van afstempeling, in dit geval 13 mei 2019. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.