ECLI:NL:RBZWB:2020:4162
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bovenwettelijke werkloosheidsuitkering en dringende redenen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Stichting voor Algemeen Bijzonder Basis Onderwijs. De stichting had op 3 juni 2019 een bedrag van € 33.288,50 aan bovenwettelijke werkloosheidsuitkering (BW-uitkering) van eiseres teruggevorderd, wat later werd gewijzigd naar € 29.998,71. Eiseres was het niet eens met deze terugvordering en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 juli 2020 heeft eiseres haar bezwaren toegelicht, waarbij zij stelde dat zij nooit teveel BW-uitkering had ontvangen en dat de berekeningen van de stichting onduidelijk waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor het terugvorderingsbedrag. De stichting had gesteld dat er een systeemfout was, maar kon niet uitleggen hoe deze fout was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de stichting niet had aangetoond dat eiseres daadwerkelijk teveel had ontvangen. Bovendien heeft de rechtbank overwogen dat eiseres door de terugvordering in ernstige financiële problemen was gekomen, wat aanleiding gaf om te concluderen dat er sprake was van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat er geen BW-uitkering over de betrokken periode wordt teruggevorderd. Tevens is de stichting veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing bij terugvorderingen van sociale zekerheidsuitkeringen en de bescherming van de rechten van uitkeringsgerechtigden.