ECLI:NL:RBZWB:2020:415

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
AWB- 19_1515
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor kerkgebouw met betrekking tot luidklok en grondrechten

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, dat op 5 februari 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van een kerkgebouw aan [adres 1]. Eiseres betwist de aan de vergunning verbonden voorschriften, met name die met betrekking tot de luidklok. Tijdens de zitting op 7 november 2019 heeft eiseres aangevoerd dat het voorschrift over de luidklok niet aan de vergunning kan worden verbonden, omdat dit in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en het legaliteitsbeginsel. Eiseres stelt dat het college niet bevoegd is om een nieuw toetsingskader in te voeren en dat het voorschrift inbreuk maakt op haar grondrecht om haar godsdienst te belijden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend met inachtneming van artikel 2.12 van de Wabo, dat vereist dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. De rechtbank overweegt dat het college met het voorschrift over de luidklok een te vergaande beperking oplegt aan het toekomstige klokgelui, wat in strijd is met artikel 6 van de Grondwet. De rechtbank concludeert dat het college niet de bevoegdheid heeft om het klokgelui op deze wijze te reguleren, aangezien het aanbrengen van de luidklok in de toekomst vergunningvrij zou zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak.

De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed en dat verweerder in de proceskosten van eiseres wordt veroordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 januari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1515 WABOA

uitspraak van 30 januari 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] te [plaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.M.F. de Rooij,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 februari 2019 (bestreden besluit) van verweerder inzake het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een kerkgebouw aan [adres 1] en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 7 november 2019. Namens eiseres is verschenen [betrokkene] , bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A.P. Koetsier en C.J. Kleppe.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 19 juli 2017 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een kerkgebouw [adres 2] en [adres 1] in strijd met het bestemmingsplan.
Op 4 oktober 2018 is de terinzagelegging van het ontwerpbesluit gepubliceerd in het Gemeenteblad en in de Staatscourant. Het ontwerpbesluit heeft van 5 oktober 2018 tot en met 15 november 2018 ter inzage gelegen.
Op 13 november 2018 heeft eiseres een zienswijze ingediend. Eiseres heeft daarbij verzocht het voorschrift met betrekking tot de luidklok uit de definitieve omgevingsvergunning te verwijderen, omdat in de ruimtelijke onderbouwing en het bouwplan niet in een luidklok is voorzien.
Het college heeft de zienswijze ongegrond verklaard.
Bij het bestreden besluit van 5 februari 2019 (verzonden op 12 februari 2019) is de omgevingsvergunning aan eiseres verleend. Hieraan zijn voorschriften verbonden, waaronder een voorschrift met betrekking tot de luidklok.
Op 14 februari 2019 is de verleende omgevingsvergunning in het Gemeenteblad en de Staatscourant bekend gemaakt. Het besluit heeft van 15 februari 2019 tot en met 28 maart 2019 ter inzage gelegen.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 25 maart 2019 beroep ingesteld.
2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het voorschrift met betrekking tot de luidklok niet aan de omgevingsvergunning verbonden kan worden, omdat in de aanvraag niet in een luidklok is voorzien. Een voorschrift dat ziet op een hypothetische, toekomstige situatie is volgens eiseres niet noodzakelijk in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met het voorschrift wordt op voorhand een strengere toets geïntroduceerd. In feite komt het zelfs neer op een verbod om in de toekomst een luidklok te realiseren, omdat klokgelui van enige betekenis niet mogelijk is. Bovendien is een eventueel in de toekomst te realiseren luidklok op basis van het wettelijk toetsingskader vergunningvrij en het geluid is niet gebonden aan beperkingen. Het college is niet bevoegd een nieuw toetsingskader te introduceren, omdat uitsluitend de Gemeenteraad op grond van artikel 10 van de Wet Openbare Manifestaties bevoegd is regels te stellen met betrekking tot de duur en/of het geluidniveau van een eventueel in de toekomst te realiseren luidklok. Het voorschrift is volgens eiseres dan ook in strijd met het legaliteitsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en bepalingen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Wet Openbare Manifestaties. Volgens eiseres is het voorschrift voorts in strijd met het grondrecht een godsdienst te belijden. Een beperking op de vrijheid een godsdienst te belijden kan alleen uit een wet volgen, niet uit (een voorschrift bij) een omgevingsvergunning, en het moet een legitiem doel dienen.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Het perceel [adres 1] is gelegen in het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] . Op het perceel rust de bestemming [naam bestemming 2] Gronden met deze bestemmingen voorzien niet in het bouwen van een kerkgebouw. Gelet daarop past het bouwplan van eiseres niet in het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo kan het bouwplan in aanmerking komen voor een omgevingsvergunning als de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat en het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft met inachtneming van deze bepaling de omgevingsvergunning verleend. Het college heeft daarbij het voorschrift opgenomen:
“Geluid
(…) Bij het aanbrengen van een luidklok in de toekomst moet middels een akoestisch onderzoek worden aangetoond dat de geldende geluidsnormen voor het gebiedstype ‘rustige woonwijk’ uit de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ niet worden overschreden zodat een goed woon- en leefklimaat gehandhaafd blijft.”
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat in de vergunningaanvraag niet in een luidklok is voorzien en dat het verbinden van een voorschrift aan de omgevingsvergunning ten aanzien van een luidklok daarom niet mogelijk is. Ter zitting is namens eiseres erkend dat zij in de toekomst wel een luidklok zal willen aanbrengen. Maar dat maakt nog niet dat het college daar in deze omgevingsvergunning een voorschrift voor kan opnemen, aldus eiseres.
4.2
Het college stelt zich op het standpunt dat hij wel degelijk een voorschrift mag opnemen over de luidklok. Het aanbrengen van de luidklok is in eerste instantie wel aangevraagd, maar in een latere aanvraag uit de aanvraag gehaald, omdat na akoestisch onderzoek toen bleek dat met het aanbrengen van de luidklok de VNG-normen werden overschreden en de aanvraag op die manier dus niet verleend kon worden. Op de bouwtekening behorende bij de aanvraag is te zien dat het gebouw een klokkentoren heeft met een uitsparing voor een luidklok, maar dat in deze uitsparing geen luidklok is ingetekend. Als eiseres in de toekomst wel een luidklok gaat aanbrengen kan dat vergunningvrij. Om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen dient daarvoor bij deze omgevingsvergunning een voorschrift opgenomen te worden, aldus het college.
4.3
De rechtbank overweegt dat eiseres in eerste instantie een luidklok had meegenomen in de aanvraag, maar deze later uit de aanvraag heeft gehaald. Zij is echter nog altijd voornemens een luidklok aan te brengen en daarvoor is op de bouwtekening ook een uitsparing aangebracht in de klokkentoren. Dat het bouwwerk in de toekomst tevens gebruikt zal worden om middels klokgelui op te roepen tot de dienst is daarom te verwachten. In het kader van de goede ruimtelijke ordening moet het college daarmee bij het afwijken van het bestemmingsplan rekening houden. Met het opnemen van het voorschrift is het college niet buiten het kader van de aanvraag getreden.
5.1
Eiseres heeft aangevoerd dat het voorschrift in de weg staat aan klokgelui van enige betekenis, waardoor het in feite neerkomt op een verbod om een luidklok te realiseren. Dit is volgens eiseres in strijd met het in de artikelen 9 EVRM en 6 Grondwet beschermde grondrecht een godsdienst te belijden. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar het (op verzoek van eiseres) uitgebrachte rapport van AGEL-ingenieurs van 15 oktober 2019, waaruit blijkt dat slechts een zeer gering aantal woningen kan worden bereikt als aan het voorschrift wordt voldaan.
5.2
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorschrift nodig is ter bescherming van een goed woon- en leefklimaat voor de omwonenden en dat hij, net als bij elke andere aanvraag waarbij wordt gebouwd in afwijking van het bestemmingsplan, moet nagaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De overschrijding van de geluidsnormen in de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ (VNG-uitgave) als gevolg van het klokgelui levert een dusdanige inbreuk op het woon- en leefklimaat van omwonenden op dat dit onevenredig bezwarend is. Ter bescherming van de belangen van omwonenden heeft het college het bestreden voorschrift aan de vergunning verbonden.
5.3
De vraag die beantwoord dient te worden is of het toekomstige klokgelui op deze wijze, middels een voorschrift, door het college aan banden mag worden gelegd. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het klokgelui door het betreffende voorschrift illusoir zou worden gemaakt en dat het daarom leidt tot een inperking van haar grondrecht die niet is toegestaan. De rechtbank overweegt dat het klokgelui om kerkgangers op te roepen voor de dienst aangemerkt moet worden als een door artikel 6 van de Grondwet beschermde uiting tot het belijden van godsdienst. (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (AbRS) van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1448). In het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) is dan ook bepaald dat geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of het bijwonen van godsdienstige bijeenkomsten buiten beschouwing wordt gelaten bij de in het besluit opgenomen geluidsniveaus.
Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat het college met het voorschrift een te vergaande beperking geeft aan het (toekomstige) klokgelui, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 6 van de Grondwet. Het college heeft daarbij gerefereerd aan de VNG-uitgave, terwijl het aanbrengen van de klok in de toekomst vergunningvrij zou zijn en, zoals gezegd, het luiden ter oproeping van de kerkgangers niet ingeperkt zou worden door geluidsnormen in het Activiteitenbesluit. De wetgever heeft verder in de Wet openbare manifestaties (WOM) aan de gemeenteraad de bevoegdheid gegeven om klokgelui te reguleren. Daarbij mag het klokgelui echter niet dusdanig worden ingeperkt, dat het illusoir zou worden.
Het voorschrift dat het college aan de omgevingsvergunning heeft verbonden, waarbij de geluidsniveaus van de VNG-uitgave als leidraad worden gehanteerd, geeft een verdergaande beperking dan de regulering in het Activiteitenbesluit en op grond van de WOM. Het argument dat het college op voorhand moet toetsen aan een goede ruimtelijke ordening maakt dat niet anders. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
6.1
Het college heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij de omgevingsvergunning voor het bouwen van de kerk niet zou hebben verleend als het voorschrift dat daaraan is verbonden geen stand zou houden. Ook is aangevoerd dat omwonenden mogelijk geen zienswijze hebben ingediend, omdat zij zich wat geluidsoverlast betreft beschermd voelden door het opgenomen voorschrift.
6.2
Eiseres heeft de rechtbank verzocht het bestreden besluit te vernietigen, enkel voor zover het betreft het daaraan verbonden voorschrift met als kop “Geluid”.
6.3
De rechtbank overweegt dat het voorschrift voor het college van dermate groot belang is geweest – zo begrijpt de rechtbank – dat de omgevingsvergunning bij het niet opleggen van dit voorschrift niet verleend zou zijn. Ook omwonenden hebben mogelijk zienswijzen achterwege gelaten, er van uitgaande dat dit voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden was. Dat is voor de rechtbank aanleiding om het bestreden besluit geheel te vernietigen en het college op te dragen opnieuw op de aanvraag van eiseres te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.
7. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
In artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is – voor zover van belang – bepaald dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. (..),
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (..).
Artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo bepaalt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning wordt geweigerd indien:
(..)
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, (..) tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
Artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo bepaalt dat in de hiervoor bedoelde gevallen de aanvraag mede wordt aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c.
Artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo, bepaalt – voor zover van belang – dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan:
1. met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking,
2. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Artikel 2.22 van de Wabo
1. In een omgevingsvergunning worden het project en de activiteiten waarop het betrekking heeft, duidelijk beschreven.
2. Aan een omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20. Indien toepassing is gegeven aan artikel 2.27, vierde lid, worden aan een omgevingsvergunning tevens de bij de verklaring aangegeven voorschriften verbonden. De aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften zijn op elkaar afgestemd.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voor daarbij aangewezen categorieën activiteiten of gevallen regels gesteld met betrekking tot het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning.
Artikel 6 van de Grondwet
1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden
Artikel 10 van de Wet openbare manifestaties
Klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau.
Artikel 9 van het EVRM
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
2. De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Artikel 2.18, eerste lid onder c. van het Activiteitenbesluit bepaalt dat bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de
artikelen 2.17,
2.17a,
2.19,
2.19adan wel
2.2, buiten beschouwing blijft het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden.