ECLI:NL:RBZWB:2020:4137

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
AWB- 20_4759
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA-toeslag door UWV

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 13 december 2019, waarin de herziening en terugvordering van de WIA-toeslag werd aangekondigd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres ontving een WIA-uitkering en had een toeslag aangevraagd op basis van de Toeslagenwet. Het UWV stelde vast dat eiseres over het jaar 2018 teveel toeslag had ontvangen, wat leidde tot een terugvordering van € 5.152,14. Tijdens de zitting op 17 juli 2020 was eiseres aanwezig, samen met haar gemachtigde, en mr. M. Reitsma vertegenwoordigde het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet betwistte dat zij teveel toeslag had ontvangen en dat het UWV de toeslag terecht had herzien. De centrale vraag was of er dringende redenen waren om van herziening of terugvordering af te zien. De rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. Eiseres had aangevoerd dat zij een gegarandeerde WIA-uitkering had en dat zij 30 uur per week mocht werken zonder gevolgen voor haar uitkering. De rechtbank verwierp deze argumenten, omdat een WGA-uitkering geen levenslange garantie biedt en de hoogte van de toeslag afhankelijk is van de inkomsten.

De rechtbank concludeerde dat het UWV het recht van eiseres op toeslag over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 terecht had herzien en teruggevorderd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4759 WIA

uitspraak van 28 augustus 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 december 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de herziening en terugvordering van de toeslag op de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 juli 2020. Aanwezig waren eiseres en haar gemachtigde en voor het UWV mr. M. Reitsma.

Overwegingen

1.
Feiten
Op 9 februari 2017 heeft eiseres bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 21 april 2017 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 13 april 2017 een WGA-vervolguitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Op 10 mei 2017 heeft eiseres bij het UWV een toeslag op haar uitkering op grond van de Toeslagenwet (TW) aangevraagd. Bij besluit van 1 juni 2017 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 13 april 2017 een toeslag toegekend van € 33,30 per dag, exclusief 8% vakantiegeld. In het toekenningsbesluit staat dat bij de berekening van de toeslag nog geen rekening is gehouden met mogelijke inkomsten. Eiseres wordt erop gewezen dat zij verplicht is om wijzigingen in haar situatie door te geven.
Op 30 november 2017 heeft eiseres aan het UWV doorgegeven dat zij met ingang van 1 november 2017 als zelfstandige is gaan werken. De door eiseres geschatte inkomsten per jaar bedragen € 6.000,-.
Bij besluit van 1 december 2017 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat de hoogte van haar toeslag opnieuw is berekend naar aanleiding van de geschatte inkomsten. De toeslag bedraagt € 20,99 per dag. De toeslag is een voorlopig bedrag, omdat er nog geen definitieve gegevens van de Belastingdienst over het jaar 2017 zijn ontvangen. Zodra deze zijn ontvangen, wordt de toeslag opnieuw vastgesteld. Het kan volgens het besluit van
1 december 2017 dus zijn dat eiseres een nabetaling krijgt of dat zij een bedrag moet terugbetalen.
Met een beslissing van 2 juli 2018 is eiseres door het UWV geïnformeerd over de definitieve vaststelling van haar uitkering over het jaar 2017. De inkomsten uit zelfstandige arbeid bedroegen in 2017 € 0,00, zodat deze niet van invloed waren op het recht op uitkering.
In augustus 2019 is het UWV bekend geworden met de voorlopige aanslag inkomstenbelasting van eiseres over het jaar 2018.
Vervolgens zijn aan eiseres met betrekking tot de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 de volgende besluiten verstuurd:
- Met een eerste beslissing van 4 september 2019 werd eiseres meegedeeld, dat de toeslag
opnieuw was berekend. De hoogte van de toeslag bedroeg per 1 januari 2018 € 7,98 en per 1 juli 2018 € 8,15. Daarnaast werd eiseres meegedeeld, dat zij over het jaar 2018 teveel toeslag had ontvangen. Zij dient een bedrag van € 5.152,14 bruto, exclusief vakantiegeld aan het UWV terug te betalen.
- Met een tweede beslissing van 4 september 2019 werd eiseres meegedeeld, dat haar WIA-
uitkering opnieuw was vastgesteld. In deze periode is recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Deze uitkering bedraagt per 1 januari 2018 € 627,12 bruto inclusief vakantiegeld en € 580,73 exclusief vakantiegeld. Daarnaast werd eiseres meegedeeld, dat zij over het jaar 2018 recht heeft op een nabetaling van € 1.722,66 bruto exclusief vakantiegeld.
- Bij besluit van 5 september 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 teveel toeslag heeft ontvangen. Een bedrag van € 3.700,15 wordt van haar teruggevorderd.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In bezwaar verzoekt eiseres om een herberekening en uitleg van het primaire besluit.
Bij brief van 22 oktober 2019 heeft het UWV uitleg gegeven over de berekening van de herziening.
Op 21 november 2019 en 6 december 2019 hebben er telefoongesprekken plaatsgevonden tussen de behandelend medewerker bezwaar van het UWV en de gemachtigde van eiseres.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Beroepsgronden
Eiseres heeft, samengevat, aangevoerd dat uit de definitieve aanslagen van de belastingdienst voor de jaren 2017 en 2018 en de schatting van de belastingdienst voor de inkomsten voor het jaar 2020 duidelijk blijkt dat haar inkomen niet te hoog is om zo gekort te worden op de toeslagen.
Eiseres verzoekt een herberekening te maken aan de hand van de definitieve aanslagen voor de jaren 2017 en 2018 en de herziening opnieuw te beoordelen. Eiseres geeft aan dat zij hard werkt, een gegarandeerde WIA-uitkering heeft en dat de daaraan gekoppelde toeslagen ook werkelijk nodig zijn. Eiseres heeft toestemming van het UWV om circa 30 uur per week te werken. Mocht eiseres dan toch teveel verdiend hebben, dan vraagt zij om een duidelijk bewijs waaruit blijkt welk bedrag zij dan wel mag verdienen.
3.
Het geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de toeslag op grond van de TW over het jaar 2018 heeft herzien en de teveel verstrekte toeslag van haar heeft teruggevorderd.
4.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 11a, eerste lid, aanhef en onder b, van de TW - voor zover hier van belang - herziet het UWV een besluit tot toekenning van toeslag, indien anderszins de toeslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Op grond van het tweede lid kan het UWV, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening af te zien.
Op grond van artikel 20, eerste lid, van de TW wordt de toeslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 11a of 14 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, door het UWV teruggevorderd.
Op grond van het vijfde lid kan het UWV, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
5.
Beoordeling
5.1
Het UWV is bij de definitieve vaststelling van het recht op toeslag op de uitkering over het jaar 2018 uitgegaan van een fiscale winst van € 10.277,-. Dit bedrag volgt ook uit de definitieve aanslag van de belastingdienst over het jaar 2018. In het verweerschrift heeft het UWV de berekening van de herziening en terugvordering uiteengezet.
5.2
Ter zitting van de rechtbank heeft eiseres niet betwist dat zij over het jaar 2018 teveel toeslag heeft ontvangen en dat het UWV wettelijk gezien de toeslag terecht heeft herzien en teruggevorderd. Gelet daarop staat de berekening van de herziening en terugvordering niet meer ter discussie.
5.3
De rechtbank ziet zich uitsluitend gesteld voor de vraag of sprake is van dringende redenen op grond waarvan het UWV in de situatie van eiseres van herziening of terugvordering af had moeten zien. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend.
Dit wordt als volgt gemotiveerd.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij een gegarandeerde WIA-uitkering heeft. Een WGA-uitkering op grond van de WIA is geen levenslange, gegarandeerde uitkering, maar een loondervingsuitkering die van verschillende factoren afhankelijk is, zoals de mate van arbeidsongeschiktheid en de inkomsten die een persoon op enig moment heeft. Ook een toeslag op de uitkering is niet gegarandeerd, omdat deze een tegemoetkoming is naar het sociaal minimum. Komt een gerechtigde als gevolg van het bijvoorbeeld ontvangen van inkomsten als zelfstandige boven het sociaal minimum, dan komt het recht op toeslag te vervallen.
Eiseres heeft ook gesteld dat zij van het UWV 30 uur per week mocht werken zonder consequenties voor haar uitkering en/of toeslag. Zij heeft die stelling echter niet onderbouwd met bewijsstukken, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De bedoelde
30 uur, zo komt de rechtbank voor, houdt waarschijnlijk verband met de arbeidsduurbelasting die eiseres aankan en niet met de hoogte van de inkomsten.
Voor het oordeel dat eiseres onvoldoende of onvolledig geïnformeerd zou zijn door het UWV over het recht op toeslag en de gevolgen daarvan als er inkomsten worden verkregen, ziet de rechtbank evenmin aanleiding. Uit het procesdossier is de rechtbank gebleken dat het UWV eiseres daarover veelvuldig heeft geïnformeerd.
6.
Conclusie
Nu niet is gebleken van een dringende reden om van herziening of terugvordering af te zien, heeft het UWV het recht van eiseres op toeslag over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 terecht herzien en teruggevorderd. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 28 augustus 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.