In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 13 december 2019, waarin de herziening en terugvordering van de WIA-toeslag werd aangekondigd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres ontving een WIA-uitkering en had een toeslag aangevraagd op basis van de Toeslagenwet. Het UWV stelde vast dat eiseres over het jaar 2018 teveel toeslag had ontvangen, wat leidde tot een terugvordering van € 5.152,14. Tijdens de zitting op 17 juli 2020 was eiseres aanwezig, samen met haar gemachtigde, en mr. M. Reitsma vertegenwoordigde het UWV.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet betwistte dat zij teveel toeslag had ontvangen en dat het UWV de toeslag terecht had herzien. De centrale vraag was of er dringende redenen waren om van herziening of terugvordering af te zien. De rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. Eiseres had aangevoerd dat zij een gegarandeerde WIA-uitkering had en dat zij 30 uur per week mocht werken zonder gevolgen voor haar uitkering. De rechtbank verwierp deze argumenten, omdat een WGA-uitkering geen levenslange garantie biedt en de hoogte van de toeslag afhankelijk is van de inkomsten.
De rechtbank concludeerde dat het UWV het recht van eiseres op toeslag over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 terecht had herzien en teruggevorderd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.