ECLI:NL:RBZWB:2020:4127

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4247
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van het UWV over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.J.W.C. Lipman, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het UWV had in een bestreden besluit de mate van haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 41,42%, wat door eiseres werd betwist. Eiseres stelde dat zij zowel psychische als fysieke klachten had die haar in staat stelden om niet te werken, terwijl het UWV op basis van medische rapportages van verzekeringsartsen tot de conclusie kwam dat eiseres in staat was om 4 uur per dag te werken.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV als zorgvuldig beoordeeld en vastgesteld dat de verzekeringsartsen rekening hadden gehouden met de door eiseres gestelde klachten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat eiseres niet in staat was om arbeid te verrichten en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 41,42% correct was vastgesteld. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid had vastgesteld.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4247 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres

gemachtigde: mr. S.J.W.C. Lipman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV, kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 5 november 2018 (primair besluit) heeft het UWV eiseres ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) een loongerelateerde WGA-uitkering (werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) toegekend per 29 oktober 2018.
In het besluit van 1 juli 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de [naam stichting] te [vestigingsplaats stichting] (ex-werkgever van eiseres) tegen het primaire besluit gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 augustus 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar echtgenoot en haar gemachtigde en mr. M. Reitsma namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als keukenassistente bij de [naam stichting] . Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege psychische klachten.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres in het kader van de WIA een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met ingang van 29 oktober 2018 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Daarbij heeft het UWV bepaald dat eiseres deze uitkering krijgt tot en met 28 oktober 2020 en dat zij kort voor die datum van het UWV bericht zal krijgen over welke soort WIA-uitkering eiseres na 28 oktober 2020 krijgt.
De ex-werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en gesteld dat eiseres ten onrechte niet als (volledig en) duurzaam arbeidsongeschikt is aangemerkt.
Op 6 mei 2019 heeft het UWV een voorgenomen besluit aan eiseres en haar ex-werkgever verzonden en hen daarbij de gelegenheid gegeven daartegen hun bezwaren te formuleren alvorens te komen tot een definitief besluit.
Eiseres heeft haar bezwaren tegen het voorgenomen besluit bij brief van 16 mei 2019 aan het UWV kenbaar gemaakt.
De ex-werkgever van eiseres heeft na desgevraagd verkregen uitstel bezwaren ingediend bij brief van 14 juni 2019.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van de ex-werkgever van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, maar voor 41,42% arbeidsongeschikt is en daarom tot en met 28 oktober 2020 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 29 oktober 2018 heeft vastgesteld op 41,42%
.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een arts bezwaar en beroep (arts b&b) onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts M. Herweijer heeft eiseres gezien op het spreekuur van 26 oktober 2018 en het dossier bestudeerd met daarin medische informatie van bedrijfsarts G. Govaert van 15 juli 2018 en van psychiater Y.G. Merdzahanova van 23 januari 2018. De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 26 oktober 2018 gesteld dat eiseres belastbaar is maar dat beperkingen moeten worden aangenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische werkhoudingen en werktijden. De verzekeringsarts concludeert dat eiseres gemiddeld ongeveer 2 uur per dag kan werken en gemiddeld ongeveer 10 uur per week. Verder verwacht zij dat, dankzij behandeling/begeleiding en natuurlijk herstel, de medische situatie op lange termijn zal kunnen verbeteren en functionele mogelijkheden op termijn zullen toenemen.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft zij neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 oktober 2018.
4.2
Arts b&b J. Hermans heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts b&b C.H.C. Lemmers de beschikbare medische gegevens bestudeerd. De informatie van psychiater Y.G. Merdzahanova van 6 november 2018, van verzekeringsarts I. Özkan van 7 januari 2019 was daarbij in het dossier opgenomen net als de verslaglegging van verzekeringsarts W. Raad van de door hem bijgewoonde hoorzitting op 6 maart 2018 met aansluitend spreekuurcontact.
Hermans constateert op basis van die informatie dat de beperking in duurbelasting niet overeen komt met het dagverhaal en het dagelijkse activiteitenniveau van eiseres. Ook de door de psychiater gegeven GAF-score van 55 (dat volgens hem betekent matige symptomen dan wel matige problemen in sociaal functioneren op werk of op school) is volgens Hermans niet congruent met een duurbelastbaarheid van 2 uur per dag.
Gelet op de onderzoeksgegevens, het activiteitenniveau en aard en ernst van de onderliggende pathologie acht hij eiseres in staat 4 uur per dag en 20 uur per week actief te zijn in passende arbeid. Vanwege de diverse psychische (en fysieke) beperkingen is daarmee voorzien in zowel fysiek als psychisch laag belastende arbeid voor 4 uur per dag volgens de arts b&b. Hij stelt daarbij dat het voor eiseres belangrijk is zo snel als mogelijk de normale arbeidsrol in passende arbeid op te pakken omdat passend werk structuur geeft en voorziet in zinvolle dagbesteding. Door passende arbeid worden eigenwaarde en zelfvertrouwen volgens Hermans vergroot, het levert sociale contacten op en het leidt af van het klachtenbeeld. Hij schat verder in dat uitstel van hervatten op de arbeidsmarkt eerder klachten onderhoudend zal werken dan klachten verminderend.
Tot dat moment is eiseres door behandeling geleidelijk vooruitgegaan en dat is volgens de behandelend psychiater ook het doel voor de vervolgbehandeling. Met de huidige behandelplannen verwacht de arts b&b op termijn evidente verbetering op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren op een termijn van 1 á 2 jaar.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de arts b&b in overeenstemming met het voorgaande gewijzigd neergelegd in de FML van 25 maart 2019.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij zowel psychische als fysieke klachten heeft. Haar forse psychiatrische klachten zijn geduid als depressieve episode, PTSS en angstklachten. De fysieke klachten zijn geduid als hypothyreoidie en degeneratieve afwijkingen aan de wervelkolom en de rechterschouder naast hartritmestoornissen. Voor de fysieke klachten gebruikt eiseres medicijnen en voor de psychische klachten wordt ze behandeld. Eiseres acht zich vanwege voorgaande klachten niet in staat de geduide functies uit te oefenen.
4.4
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de artsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder zowel de psychische als de fysieke klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten, waaronder een matige depressie en een posttraumatische stressstoornis, rekening gehouden. Op grond van de medische informatie en het dagverhaal is onvoldoende gebleken dat eiseres in het geheel niet in staat is arbeid te verrichten. Dat eiseres teleurgesteld is dat naar aanleiding van bezwaren nieuw onderzoek ertoe heeft geleid dat het percentage van arbeidsongeschiktheid lager blijkt te zijn dan eerst door het UWV werd aangenomen is invoelbaar, maar daarmee niet onjuist.
Ook overigens heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat door de arts b&b vastgestelde beperkingen niet correct zijn.
Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd, zodat de rechtbank ook niet op basis van andersluidende medische stukken tot een ander oordeel kan komen.
De informatie die eiseres wel in haar beroepschrift heeft gegeven geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken dat in de FML van 25 maart 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industire (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), medewerker horeca (Sbc-code 111060) en besteller post/pakketten (auto) (Sbc-code 282102).
5.2
Oordeel rechtbank over beroepsgronden.
De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 1 mei 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies, waarbij nog extra aandacht is besteed aan elementen in die functies die mogelijk vragen zouden kunnen oproepen met betrekking tot belastingen in het kader van de beperkingen die voor eiseres in de FML van 25 maart 2019 zijn gesteld.
Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting voor de datum in geding (29 oktober 2018) niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,42%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 29 oktober 2018 heeft vastgesteld op 41,42%.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.