In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Wouters, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een Ziektewet-uitkering die door het UWV was beëindigd per 12 april 2019, na een eerstejaarsbeoordeling. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 augustus 2020 zijn de feiten en omstandigheden besproken. Eiseres was sinds 7 februari 2018 arbeidsongeschikt door diverse medische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling en de belastbaarheid van eiseres correct heeft uitgevoerd, en dat de beëindiging van de uitkering per 12 april 2019 terecht was. De rechtbank oordeelde dat de wijzigingen in de gezondheid van eiseres na deze datum niet relevant waren voor de beoordeling van het beroep.
De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een Ziektewet-uitkering. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050,--. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.