ECLI:NL:RBZWB:2020:4119

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
AWB- 19 _ 5436
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na eerstejaarsbeoordeling en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Wouters, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een Ziektewet-uitkering die door het UWV was beëindigd per 12 april 2019, na een eerstejaarsbeoordeling. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 12 augustus 2020 zijn de feiten en omstandigheden besproken. Eiseres was sinds 7 februari 2018 arbeidsongeschikt door diverse medische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling en de belastbaarheid van eiseres correct heeft uitgevoerd, en dat de beëindiging van de uitkering per 12 april 2019 terecht was. De rechtbank oordeelde dat de wijzigingen in de gezondheid van eiseres na deze datum niet relevant waren voor de beoordeling van het beroep.

De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een Ziektewet-uitkering. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050,--. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5436 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres

gemachtigde: mr. J. Wouters,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het UWV, kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 11 maart 2019 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) van eiseres beëindigd met ingang van 12 april 2019.
In het besluit van 1 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 augustus 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres, mr. J.E. de Glopper en mr. J.F.C.A.M. Weterings namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als thuiszorg helpende. Voor dat werk is zij op 7 februari 2018 uitgevallen vanwege hoge bloeddruk, bronchiale astma en overgewicht. Het UWV heeft eiseres met ingang van 7 februari 2018 een ZW-uitkering toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 12 april 2019.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 12 april 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Toetsingskader
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een arts bezwaar en beroep (arts b&b) onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
Verzekeringsarts J.M. de Lange heeft eiseres gezien op het spreekuur van 12 februari 2019 en het dossier bestudeerd. Daarin bevond zich onder meer medische informatie van cardioloog P.C. Rademaker van 17 mei 2018, longarts V.M.J. Linsen van 20 juli 2018 en internist-nefroloog P.B. Leurs van 25 oktober 2018. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres heeft aangegeven klachten te hebben van kortademigheid, energieverlies en pijnklachten in armen en benen. Medisch gezien is er volgens de verzekeringsarts sprake van astma en OSAS, waarbij verder ook sociale problematiek rond de zoon van eiseres een rol speelt. De verzekeringsarts acht het aannemelijk dat er beperkingen zijn die hoofdzakelijk energetisch zijn gerelateerd. Daarbij zal ook de sociale problematiek invloed hebben, maar in dit kader gaat het volgens De Lange uitsluitend om beperkingen ten gevolge van ziekte.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 februari 2019.
5.2
Arts b&b J. Hermans heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd met daarin ook een medicatielijst van 7 januari 2019. De arts b&b heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts M.E.J. van Hooff gerapporteerd dat eiseres beperkt is voor werken in omgevingen met stof, rook, gassen of dampen vanwege haar astma. Vanwege energetische klachten vanuit OSAS en astma zijn diverse fysieke beperkingen aangenomen, waarmee het werk niet zwaar beperkend is. Hoge alertheid in arbeid en onregelmatigheid in werktijden zijn volgens hem uitgesloten. Hij acht de beperkingen passen bij de aard en de ernst van diagnoses zoals bekend uit de curatieve sector.
Hermans acht aannemelijk dat psychosociale problematiek van invloed is op de mate waarin eiseres klachten ervaart, maar in dat kader gaat het niet om een medisch geobjectiveerde ziekte of gebrek als bedoeld in het Schattingsbesluit. Daarom worden daaraan geen beperkingen in de FML toegekend.
Verder is Hermans gebleken dat de ervaren klachten en belemmeringen voldoende aan de orde zijn gesteld. Er heeft een voldoende uitgebreid en op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. Daarbij was er volgens de arts b&b voldoende informatie voorhanden om tot een beslissing te komen en is adequaat geoordeeld. In bezwaar zijn hem geen nieuwe medische feiten gebleken waaruit blijkt dat de belastbaarheid anders is dan eerder is vastgesteld.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft Hermans dan ook overgenomen in de FML van 13 februari 2019.
5.3
Standpunt eiseres
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat gelet op haar toegenomen klachten onduidelijk is hoe de arts b&b tot zijn oordeel is gekomen. Zij wijst daarbij eerst op het slaapapneu dat de longarts heeft vastgesteld en waarvan de klachten zijn verslechterd. Met het CPAP-apparaat is niet gelukt het slaapapneu de baas te worden. Inmiddels slaapt eiseres door medicatie en moet blijken of de maagverkleining op 29 november 2019 de oplossing is voor het slaapapneu.
Verder nemen de lichamelijke klachten door vitamine B-12 tekort toe en heeft eiseres met inhalers haar kortademigheid door de bronchiale astma onder controle. De medicatie voor de huistofmijt allergie verhelpt ook niet alle klachten, zoals dat ook geldt voor de medicatie voor de te hoge bloeddruk. Verder zijn de spier- en gewrichtspijnen na het stoppen met het CPAP-apparaat toegenomen en vormen aankleden, douchen, boodschappen doen en het huishouden bijhouden al een te grote belasting voor eiseres, die de pijnen wijt aan slaapapneu en vitamine B-12 tekort. Dat ook de vergeetachtigheid is toegenomen maakt dat zij geen arbeid kan verrichten, ook niet in het dagelijks functioneren. Door de verschillende klachten kan eiseres niet werken, waarbij weliswaar enkele klachten onder controle zijn met medicatie, maar andere zo zijn toegenomen dat per saldo haar gezondheidstoestand is achteruit gegaan. Ook heeft eiseres voor te hoge hartslag en het achteruitgaan van de nierfunctie medicatie gekregen, net als voor het in september 2019 gebleken vitamine D-tekort.
Gezien deze opsomming heeft de verzekeringsarts b&b ten onrechte gesteld van alle klachten op de hoogte te zijn. Waar eiseres had aangegeven niet in staat te zijn een hoorzitting bij te wonen, had het UWV een telefonische hoorzitting aan moeten bieden. Eiseres heeft niet afgezien van een hoorzitting maar was er niet toe in staat.
De laatste hoop van eiseres – die inmiddels is gestopt met roken – is gericht op de maagverkleining.
Bij haar beroep heeft eiseres nog een medicatielijst en een overzicht van haar huisarts bijgevoegd.
5.4
Standpunt UWV
Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft het UWV een verweerschrift in procedure gebracht. Daarin heeft het UWV er op gewezen dat de datum in geding 12 april 2019 is zodat de (medische) informatie die ziet op de tijd daarna en de toename van klachten na de datum in geding in deze procedure geen rol kunnen spelen. Zo bevat de bij de beroepsgronden meegestuurde medicatielijst uitsluitend medicamenten waarmee eiseres na 12 april 2019 is gestart. Verder heeft een deel van de medicamenten verband met de ingreep van 29 november 2019 en niet blijkt dat die medicatie al op 12 april 2019 werd gebruikt. Meegezonden medische stukken als die van bijvoorbeeld longarts Linsen heeft de primaire verzekeringsarts bij zijn medische beoordeling in deze procedure al in zijn afwegingen betrokken.
Verder heeft eiseres zelf telefonisch aan het UWV doorgegeven ondanks een uitnodiging voor de hoorzitting daarbij niet aanwezig te willen zijn. In reactie daarop heeft een medewerker van het UWV contact opgenomen met eiseres en is in overleg tussen hen besloten de medische heroverweging op basis van de voorhanden zijnde gegevens te beoordelen.
Telefoonnotities waaruit het voorgaande blijkt heeft het UWV met het verweerschrift meegestuurd.
Bij nader verweerschrift van 7 augustus 2020 heeft het UWV aangegeven dat eiseres als gevolg van haar gevoeligheid voor stof één van de haar geduide functies niet kan vervullen. Onder verwijzing naar onderzoek door een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van 7 augustus 2020 heeft het UWV daarbij aangegeven dat de mate van arbeidsongeschiktheid hierdoor licht wijzigt. Er resteren volgens het UWV nog voldoende functies voor de schatting en ondanks het vervallen van één functie heeft eiseres dan nog steeds een verdienvermogen van meer dan 65%. Daarom acht het UWV die wijziging niet van invloed op de uitkomst in bezwaar.
5.5
Oordeel over de medische beroepsgronden
Met het UWV is de rechtbank van oordeel dat 12 april 2019 in deze procedure de datum in geding is en dat wijzigingen in de gezondheid van eiseres na die datum in dit geding niet kunnen worden betrokken. Voorts blijkt uit het dossier dat de verzekeringsartsen inderdaad alle medische informatie die op die datum ziet bij hun afwegingen hebben betrokken en dat in beroep geen andere medische informatie is gebleken die betrekking heeft op de situatie van eiseres op 12 april 2019.
Het UWV heeft aannemelijk gemaakt dat eiseres zich heeft afgemeld voor de hoorzitting. Het UWV was niet verplicht eiseres telefonisch te horen, hetgeen eiseres bij de afmeldig ook niet heeft verzocht.
Omdat de FML in beroep is gewijzigd in verband met een beperking voor stof, is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal hierna onderzoeken of de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten.
5.6
Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd die ziet op de datum in geding en die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de gewijzigde belastbaarheid die de artsen van het UWV hebben aangenomen. Ook haar stelling geen energie te hebben voor het uitoefenen van welke functie dan ook, heeft eiseres niet met medische stukken onderbouwd. Niet is gebleken dat in de FML van 13 februari 2019 met een beperking voor stof de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML, mét een beperking voor stof bij aspect 3.6.1.
6.
Geschiktheid voor de functies
6.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (Sbc-code 111160), receptionist (Sbc-code 315120), kassamedewerker, caissière (Sbc-code 317030) en productiemedewerker textiel (geen kleding) (Sbc-code 2721043).
In zijn rapportage van 7 augustus 2020 heeft de arbeidsdeskundige b&b de eerstgenoemde functie laten vervallen en de overige functies gehandhaafd.
6.2
Oordeel over de arbeidskundige beroepsgronden
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de drie uiteindelijk voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 7 maart 2019 en dat van de arbeidsdeskundige b&b van 7 augustus 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.6 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres, ook na de aanpassing van de functies in beroep, minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 12 april 2019.
Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand kunnen blijven.
8.
Proceskosten en griffierecht
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,-- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 47,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier op 26 augustus 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.