ECLI:NL:RBZWB:2020:4094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
AWB 19_4312
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na bezwaar van ex-werkgever

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2020, werd de zaak behandeld tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.J. Moens, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend gekregen per 15 november 2018, maar het UWV had in een later besluit, na bezwaar van de ex-werkgever, de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 29,67%, wat leidde tot intrekking van de uitkering per 15 oktober 2020. Eiseres ging hiertegen in beroep.

De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende zorgvuldig had gehandeld in de medische beoordeling van eiseres. De verzekeringsarts M. Herweijer en arts bezwaar en beroep J. Hermans hadden verschillende medische rapportages opgesteld, maar de rechtbank vond dat de conclusies niet voldoende onderbouwd waren. Eiseres had ook een rapport van haar eigen arts D.E.H. Ceelen ingediend, die tot andere conclusies kwam over de beperkingen van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) moest worden aangepast en dat het UWV een nieuw besluit moest nemen op basis van deze aanpassingen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.983,48 bedroegen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4312 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres

gemachtigde: mr. N.J. Moens,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het UWV, kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 november 2018 (primair besluit) heeft het UWV eiseres ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) een loongerelateerde WGA-uitkering (werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) toegekend per 15 november 2018.
In het besluit van 4 juli 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van de [naam zorgstichting] te [vestigingsplaats zorgstichting] (ex-werkgever van eiseres) tegen het primaire besluit gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 augustus 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en mr. N. Regragui namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als eerst verantwoordelijke zorg bij de [naam zorgstichting] te [vestigingsplaats zorgstichting] . Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege de gevolgen van een incident tijdens het werk bestaande uit onder meer nekklachten met uitstraling.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres in het kader van de WIA een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met ingang van 15 november 2018 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van (80 tot) 100%. Daarbij heeft het UWV bepaald dat eiseres deze uitkering krijgt tot en met 14 oktober 2020 en dat zij kort voor die datum van het UWV bericht zal krijgen over welke soort WIA-uitkering eiseres na 14 oktober 2020 krijgt.
De ex-werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en gesteld dat eiseres ten onrechte niet als (volledig en) duurzaam arbeidsongeschikt is aangemerkt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van de ex-werkgever van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is, maar dat zij voor 29,67% arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA. Omdat dit minder dan 35% is, trekt het UWV de uitkering in. Met in achtnemen van de wachttijd uit artikel 56 van de WIA heeft het UWV de datum van intrekking bepaald op 15 oktober 2020.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 november 2018 heeft vastgesteld op 29,67% en daarom de WIA-uitkering heeft beëindigd met ingang van 15 oktober 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een arts bezwaar en beroep (arts b&b) onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts M. Herweijer heeft eiseres gezien op het spreekuur van 15 november 2018 en het dossier bestudeerd met daarin onder meer medische informatie van verschillende artsen verbonden aan het Radboud Universitair Medisch centrum . De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 15 november 2018 gesteld dat eiseres bekend is met medische problemen waardoor ze belemmeringen ervaart ten aanzien van persoonlijk-, sociaal- en professioneel functioneren. Zij is niet in staat tot fysiek zware of langdurig repeterende inspanningen. Dit geldt vooral voor de dominante rechterzijde.
Ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren acht de verzekeringsarts eiseres aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, zonder hoog handelingstempo en op werkzaamheden zonder verhoogd persoonlijk risico. Er zijn beperkingen ten aanzien van de vervoersmogelijkheden.
De fysieke omgevingseisen acht Herweijer voor beschermende middelen en trillingsbelastingen en de dynamische handelingen voor hand- en vingergebruik, werken met toetsenbord en muis, schroefbewegingen met hand en arm, frequent reiken, frequent buigen, duwen, trekken, tillen, dragen, hoofdbewegingen maken, lopen, traplopen, klimmen. Bij de statische houdingen heeft de verzekeringsarts een beperking voor staan aangenomen.
Verder acht zij eiseres beperkt voor ‘s avonds en ‘s nachts werken. Er zijn zowel energetische als preventieve argumenten om het aantal te werken uren te beperken. Eiseres kan volgens Herweijer gemiddeld ongeveer 4 uur per dag werken en 20 uur per week werken. De verzekeringsarts verwacht redelijkerwijs verbetering van de belastbaarheid (met name op langere termijn).
De beperkingen en de belastbaarheid heeft verzekeringsarts Herweijer neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 november 2018.
4.2
Arts b&b J. Hermans heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts b&b C.H.C. Lemmers de beschikbare medische gegevens bestudeerd. In die gegevens is ook opgenomen de informatie van orthopedisch chirurg A. Karelse van 27 mei 2019, 28 juli 2017 en 21 april 2017, van radioloog T. de Groote van 14 april 2017, van radioloog S. Hendrickx van 17 maart 2017, van een Radboud-behandelteam met A.J. Pieterse als assistent revalidatiegeneeskunde, N. van Alfen als neuroloog en J. IJspeert als fysiotherapeut van 11 december 2017 naast de informatie van neuroloog A.J. Breukelman van 1 april 2019.
Hermans constateert dat uitgebreid onderzoek tendomyogene (pees-spier) klachten van de rechterschouder/arm aantoont zonder een onderliggende afwijking.
Getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid ziet de arts b&b geen verminderde beschikbaarheid voor arbeid door opname of deeltijdtherapie of een stoornis in de energiehuishouding door energietekort, te groot energieverbruik dan wel verminderde recuperatiemogelijkheden als bedoeld in de standaard. Verder ziet hij geen reden voor een preventieve urenbeperking. Gelet op de gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid wordt voorzien in voldoende lage energetische belasting en acht hij daarnaast geen urenbeperking nodig.
De beperkingen in deadlines/productiepieken, hoog handelingstempo en verhoogd persoonlijk risico laat Hermans vervallen omdat er geen medisch substraat aan ten grondslag ligt. Eiseres noemt desgevraagd ook geen psychische klachten en noch de verzekeringsarts, noch de arts b&b heeft bij oriënterend psychisch onderzoek afwijkingen gevonden.
De gestelde fysieke beperkingen kan Hermans niet geheel volgen. De beperkingen in hand- vingergebruik, werken met toetsenbord en muis, frequent buigen, lopen, lopen tijdens werk, trappenlopen, klimmen, staan en staan tijdens werk laat hij daarom vervallen.
Het lichamelijk onderzoek van de revalidatiearts liet geen afwijkingen van de rechterschouder zien. Omdat Hermans’ onderzoek van nek, schouder en hand rechts ook geen functionele belemmering opleverde heeft hij de beperkingen in duwen/trekken, tillen/dragen en frequent lichte voorwerpen hanteren weliswaar gehandhaafd, maar in minder sterke mate. Aard en duur van de klachten rechtvaardigen de beperkingen wel op preventieve gronden, echter niet in de mate zoals primair aangenomen.
De arts b&b handhaaft de overige beperkingen, eveneens op preventieve gronden.
Hermans stelt dat de coping met de klachten van eiseres matig is en wijst op het slechts matig gevulde dagverhaal, terwijl bij chronische pijnklachten juist wordt geadviseerd actief te blijven, zoveel mogelijk de normale dagelijkse activiteiten te blijven ondernemen en geen bedrust te nemen. Rust, liggen of slapen overdag en afhankelijk opstellen van anderen zijn medisch niet noodzakelijk. Gewenning en vermijding spelen hierbij vooral een rol.
Hij acht het aannemelijk dat eiseres in een negatieve spiraal terecht is gekomen met als gevolg inactivatie en het creëren van afhankelijkheid van anderen.
Daarom acht de arts b&b voor eiseres het zo snel mogelijk oppakken van de normale arbeidsrol in passende arbeid van groot belang, mede omdat passend werk structuur geeft en voorziet in een zinvolle dagbesteding. Door passende arbeid worden eigenwaarde en zelfvertrouwen vergroot, het levert sociale contacten op en het leidt af van het klachtenbeeld. Van verder uitstel van de hervatting verwacht Hermans dat het eerder onderhoudend zal werken dan klachten verminderend.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft Hermans in overeenstemming met het vorenstaande aangepast neergelegd in de FML van 13 juni 2019.
4.3
Standpunt eiseres
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het medisch onderzoek onvoldoende is om het bestreden besluit te dragen en daarom heeft eiseres de zelf aangezochte arts D.E.H. Ceelen onderzoek laten verrichten en daar verslag van laten uitbrengen. Die rapportage van 7 oktober 2019 heeft eiseres met haar beroepsgronden ingediend.
Mevrouw Ceelen komt volgens eiseres tot de conclusie dat een beperking voor het werken met toetsenbord en muis is geïndiceerd omdat computerwerk bij langere duur voor klachten toename zorgt. Ook de in de FML gestelde beperkingen voor vervoer en frequent reiken tijdens het werk zijn volgens Ceelen onvoldoende. De door Ceelen als alternatief opgestelde FML dient volgens eiseres als leidend te worden aanvaard in deze procedure.
Dan blijkt dat verschillende functies die eiseres zijn geduid voor haar niet zijn te vervullen en een nieuw arbeidskundig onderzoek kan volgens eiseres dan ook niet worden gemist.
4.4
Standpunt UWV
In reactie op de beroepsgronden en het daarbij overgelegde onderzoeksrapport van arts Ceelen heeft arts b&b J. Hermans onderzoek verricht en daarvan een rapportage uitgebracht. De kritiek op de punten vervoer (aspect 2.10) en frequent reiken (aspect 4.9) hebben de arts b&b gebracht tot aanpassing op die punten in de FML, maar voor de voorgestelde wijziging met betrekking tot toetsenbord en muis gebruik (aspect 4.6) ziet Hermans geen aanleiding.
5.
Oordeel over de medische gronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest. Bij dit oordeel heeft de rechtbank allereerst betrokken dat naar aanleiding van het onderzoek en de rapportage van de op verzoek van eiseres onderzoekend arts D.E.H. Ceelen het UWV onder verwijzing naar het nadere oordeel van arts b&b van 13 november 2019, heeft erkend dat de beperkingen in de gebruikte FML niet allemaal correct waren en in ieder geval met betrekking tot vervoer en frequent reiken bijstelling behoeven.
Bovendien heeft Ceelen op overtuigende wijze onderbouwd waarom zij het eens is met de primaire verzekeringsarts dat een beperking van het gebruik van toetsenbord en muis voor eiseres noodzakelijk is. Gelet hierop en in aanmerking nemend dat ook bedrijfsarts J.J. Matthijsse eiseres op dat punt uit preventief oogpunt beperkt acht, is de rechtbank van oordeel dat aan het gefundeerde oordeel van deze drie artsen een zwaarder gewicht moet worden toegekend dan aan het daarvan afwijkende oordeel van de arts b&b in deze.
Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de arts (b&b) de belastbaarheid van eiseres niet juist heeft vastgesteld. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
Gelet op het hiervoor overwogene konden de door de arbeidsdeskundige b&b bij rapportage van 2 juli 2019 geduide functies niet aan de schatting ten grondslag worden gelegd.
6. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand laten of zelf in de zaak voorzien dan wel een bestuurlijke lus toepassen, omdat de FML moet worden gewijzigd. Aan de hand van die nieuwe FML zal een arbeidsdeskundige moeten toetsen of er functies zijn te vinden in het CBBS-systeem die voor eiseres met haar beperkingen zijn te vervullen en zo ja, welke mate van arbeidsongeschiktheid dat dan op zal leveren.
Het UWV zal daarom in vervolg op deze uitspraak een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Daarbij merkt de rechtbank op dat deze termijn pas begint nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, nadat op dat hoger beroep is beslist.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).
Daarnaast komen de kosten van het rapport van de arts Ceelen in aanmerking voor vergoeding. Gelet op artikel 2, eerste lid, onder b, van het Bpb en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 komt eiseres voor dat rapport een forfaitaire vergoeding toe.
Rekening houdend met een uurtarief in 2019 van € 126,47 en het aantal bestede uren in 2019 van 6,1 uur bedraagt de vergoeding € 771,47, zijnde € 933,48 inclusief 21% BTW.
Daarmee bedraagt de totale proceskostenveroordeling € 1.983,48.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen zes weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.983,48.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.