In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2020, werd de zaak behandeld tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.J. Moens, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend gekregen per 15 november 2018, maar het UWV had in een later besluit, na bezwaar van de ex-werkgever, de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 29,67%, wat leidde tot intrekking van de uitkering per 15 oktober 2020. Eiseres ging hiertegen in beroep.
De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende zorgvuldig had gehandeld in de medische beoordeling van eiseres. De verzekeringsarts M. Herweijer en arts bezwaar en beroep J. Hermans hadden verschillende medische rapportages opgesteld, maar de rechtbank vond dat de conclusies niet voldoende onderbouwd waren. Eiseres had ook een rapport van haar eigen arts D.E.H. Ceelen ingediend, die tot andere conclusies kwam over de beperkingen van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) moest worden aangepast en dat het UWV een nieuw besluit moest nemen op basis van deze aanpassingen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.983,48 bedroegen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.