ECLI:NL:RBZWB:2020:4060

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
AWB- 20_25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om kwijtschelding van terugvordering bijstandsuitkering

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser, die sinds 16 april 2013 een bijstandsuitkering ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiser heeft in 2014 een terugvordering van teveel betaalde bijstandsuitkering van € 6.019,35 ontvangen, welke hij sindsdien probeert te betwisten. Op 30 april 2019 heeft eiser het college verzocht om kwijtschelding van het openstaande saldo van de terugvordering, maar dit verzoek is op 13 mei 2019 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 27 november 2019 ongegrond verklaard, omdat eiser niet aan de voorwaarden voor kwijtschelding zou voldoen.

De rechtbank heeft de zaak op 17 juli 2020 behandeld. Eiser stelt dat er geen sprake is van fraude en dat hij al meer dan drie jaar terugbetaald heeft. Hij betwist de voorwaarde dat 75% van de terugvordering terugbetaald moet zijn, en wijst op zijn financiële problemen en de kosten van een reis naar Indonesië voor de begrafenis van zijn vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ Breda 2016 van toepassing zijn. Artikel 8 van deze regels stelt dat kwijtschelding mogelijk is als er geen fraude is en als aan bepaalde terugbetalingsvoorwaarden is voldaan.

De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor kwijtschelding, omdat hij nog geen vijf jaar heeft terugbetaald en niet 75% van het teruggevorderde bedrag heeft terugbetaald. De overige omstandigheden die eiser aanvoert, bieden geen grond om van de Beleidsregels af te wijken. De rechtbank oordeelt dat het college terecht het verzoek om kwijtschelding heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/25 PW

uitspraak van 25 augustus 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , wonende te [woonplaats eiser] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda(het college), verweerder.

Waar het in deze zaak om gaat

1. Eiser ontvangt sinds 16 april 2013 een bijstandsuitkering. Bij besluit van 2 april 2014 is eisers recht op bijstand over de periode van 16 april 2013 tot 1 november 2013 ingetrokken. De over die periode teveel betaalde bijstandsuitkering, zijnde € 6.019,35, is van hem teruggevorderd.
Op 30 april 2019 heeft eiser het college verzocht om kwijtschelding van het nog openstaande saldo van de terugvordering.
In het besluit van 13 mei 2019 heeft het college dat verzoek afgewezen. Tegen dat besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het besluit van 27 november 2019 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens het college voldoet eiser niet aan de voorwaarden om voor kwijtschelding in aanmerking te komen. Tegen het besluit van 27 november 2019 heeft eiser beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 juli 2020. Aanwezig waren eiser en namens het college [vertegenwoordiger college] .

De regels die van toepassing zijn

2. De rechtbank moet de zaak beoordelen aan de hand van de Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ Breda 2016 (de Beleidsregels).
In artikel 8 onder 1. van de Beleidsregels is, kort weergegeven, bepaald dat het college kan besluiten tot kwijtschelding als de terugvordering niet door fraude is ontstaan en eiser gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en ten minste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan.
In artikel 9 van de Beleidsregels staat dat de termijn van vijf jaar (zoals genoemd in artikel
8 onder 1.) verkort wordt naar drie jaar, als een geldlening is verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen en de vordering niet is ontstaan ten gevolge van fraude.

Het standpunt van eiser

3. Eiser voert aan dat er geen sprake is van fraude, bovendien heeft hij al meer dan drie jaar terugbetaald. De voorwaarde dat 75% van de terugvordering terugbetaald moet zijn, mag volgens hem niet worden gesteld. Die is ook onredelijk vanwege zijn financiële problemen. Hij moest naar Indonesië voor de begrafenis van zijn vader, dat kostte veel geld. Eiser wil bovendien graag een rijbewijs halen om meer kans te maken op de arbeidsmarkt.

Wat de rechtbank van deze zaak vindt

4. De rechtbank is het met eiser eens dat de Beleidsregels ingewikkeld en lastig te lezen zijn. Het college heeft de artikelen zelf ook door elkaar gehaald in de besluitvorming. Op de zitting heeft de rechtbank daarom aan eiser uitgelegd dat artikel 9 van de Beleidsregels hier niet van toepassing is, omdat eiser geen geldlening heeft gekregen voor duurzame gebruiksgoederen. Artikel 8 van de Beleidsregels is wel van toepassing. Maar eiser heeft niet voldaan aan de voorwaarden die daarin zijn genoemd, omdat hij nog geen vijf jaar heeft terugbetaald aan het college. Ook heeft hij nog niet 75% van het teruggevorderde bedrag terugbetaald. Eiser vindt die voorwaarde niet terecht, maar de rechtbank kan die voorwaarde niet veranderen en die is daarom geldig. Op 13 mei 2019 stond van het oorspronkelijke bedrag van € 6.019,35 nog € 3.590,38 open. Dat is nog geen 75%. Eiser komt volgens de Beleidsregels dus niet in aanmerking voor kwijtschelding. De overige omstandigheden die eiser heeft genoemd, vormen geen reden om van die Beleidsregels af te wijken. De rechtbank vindt dan ook dat het college een juist besluit heeft genomen. Het beroep is daarom ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 25 augustus 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.