ECLI:NL:RBZWB:2020:3987

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
02-700199-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstig letsel door roekeloos rijgedrag

Op 10 oktober 2018 vond er een verkeersongeval plaats in Terneuzen waarbij een bromfietser ernstig gewond raakte. De verdachte, een beginnend bestuurder van een personenauto, reed met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur op een smalle weg met een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur. Tijdens de ochtendspits, met beperkte zicht door mistflarden, voerde de verdachte een inhaalmanoeuvre uit zonder zich voldoende te vergewissen of de weg vrij was. Dit leidde tot een frontale aanrijding met de bromfietser, die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder botbreuken aan de linkerarm en -voet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, maar kon niet tot de conclusie komen dat dit gedrag voldeed aan de juridische definitie van roekeloosheid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de gevolgen daarvan voor zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/700199-18
vonnis van de meervoudige kamer van 26 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 augustus 2020. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als gevolg van meerdere verkeersfouten een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een bromfietser ernstig gewond is geraakt, wat primair ten laste is gelegd als overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en subsidiair als overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair tenlastegelegde feit en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 10 oktober 2018 omstreeks 07:30 uur als bestuurder van een personenauto van het merk Suzuki over de Koegorsstraat in de gemeente Terneuzen reed. Dit is een smalle weg buiten de bebouwde kom, die bestaat uit één rijbaan waarop voertuigen in beide richtingen rijden en waar een maximaal toegestane snelheid geldt van 60 kilometer per uur. Verdachte was ter plaatse bekend. Verdachte was ook bekend met het voertuig waarin hij reed. Hij beschikt sinds 19 mei 2017 over een rijbewijs en gold daarom als beginnend bestuurder. Het was tijdens de ochtendspits druk op de weg. Het was nog donker buiten en het was droog. Er was sprake van mistflarden, waardoor verdachte beperkt zicht had op de weg. Er was geen openbare straatverlichting aanwezig.
Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte rond voornoemd tijdstip een inhaalmanoeuvre heeft gemaakt door zijn voertuig de linker weghelft, die bestemd was voor het tegemoetkomend verkeer, op te sturen en met een snelheid van boven de 140 kilometer per uur twee voor hem rijdende auto’s in te halen. In de voor verdachte tegengestelde richting reed op dat moment de bromfietser [slachtoffer] , die volgens getuigen op zijn bromfiets verlichting voerde. Verdachte heeft zich er onvoldoende van vergewist of de weg voor hem vrij was. Ook heeft verdachte onvoldoende rechts gehouden, nu uit de sporen op het wegdek is te herleiden dat de bromfietser vermoedelijk aan de voor hem uiterste rechterzijde van de weg heeft gereden, terwijl verdachte aan de voor hem uiterste linkerzijde van de rijbaan heeft gereden. Als gevolg van deze omstandigheden heeft verdachte de bromfietser niet opgemerkt en is hij met hem in botsing gekomen. Volgens de letselbeschrijving in het dossier heeft [slachtoffer] hierbij meerdere botbreuken aan zijn linkerarm en -voet opgelopen, waaraan hij moest worden geopereerd. Ook is waarschijnlijk sprake van chronische beperkingen.
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte ‘schuld’ heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiervoor is vereist dat verdachte zich roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daar komt bij dat niet al uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld zoals hiervoor genoemd.
Het gaat er kort gezegd om of het gedrag van verdachte substantieel afwijkt van het gedrag van een voorzichtige verkeersdeelnemer. Uit de time tracker met GPS systeem in de auto van verdachte blijkt dat verdachte ten tijde van het ongeval veel te hard heeft gereden, te weten maar liefst 80 kilometer per uur harder dan ter plaatse is toegestaan. Gelet op het feit dat de Koegorsstraat een smalle weg is die in de ochtendspits druk wordt bereden, is reeds een grote mate van alertheid vereist als op deze weg de maximum toegestane snelheid wordt gereden. Alleen al het rijden met een snelheid die dit maximum overschrijdt in de mate waarvan in dit geval sprake is geweest, brengt grote en, naar het oordeel van de rechtbank, onaanvaardbare risico’s met zich mee.
Daarbij komt dat het nog donker was buiten, dat er sprake was van een beperkt zicht door mistflarden en dat er ter plaatse geen openbare straatverlichting aanwezig was. Het inhalen van meerdere auto’s op de hiervoor omschreven weg onder deze omstandigheden met een veel te hoge snelheid is dan als ronduit gevaarlijk en zeer onverantwoord te betitelen. Naar het oordeel van de rechtbank past het hierboven omschreven rijgedrag van verdachte in het geheel niet bij een voorzichtige verkeersdeelnemer.
Uit niets is gebleken dat sprake is geweest van omstandigheden waardoor verdachte mogelijk niet in staat zou zijn geweest zich te gedragen als een voorzichtige verkeersdeelnemer.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De mate van schuld moet, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld worden als roekeloos of als in zeer hoge of aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig. Roekeloosheid vormt van deze drie de zwaarste, aan opzet grenzende schuldvorm. Van deze roekeloosheid is slechts in uitzonderlijke gevallen sprake. Daarbij verdient opmerking dat ‘roekeloosheid’ in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder ‘roekeloos’ – in de betekenis van ‘onberaden’ – wordt verstaan.
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zullen zodanige feiten en omstandigheden moeten worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de enkele vaststelling dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een of meer in artikel 175, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen, zoals het in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheid of rijden onder invloed, doorgaans niet volstaat voor het oordeel dat sprake is van roekeloosheid. Het gaat bij roekeloosheid in voornoemde zin om het nemen van onaanvaardbare risico’s met ernstige gevolgen, van welke onaanvaardbaar risico’s de verdachte zich bewust moet zijn geweest, maar waarbij de verdachte op zeer lichtzinnige wijze ervan uit is gegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren of zich om de gevolgen van zijn handelingen niet heeft bekreund. Er moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden, waaruit een bepaalde laakbare mate van onverschilligheid ten aanzien van de veiligheid van medeweggebruikers kan worden afgeleid en/of waarbij verdachte zich met zijn gedraging(en) buiten de orde van het normale verkeer heeft geplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte meer dan substantieel afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer en dat het overige verkeer volstrekt niet bedacht is op dergelijke gedragingen. Hoewel verdachte door deze gedragingen zeer onvoorzichtig en gevaarzettend heeft gehandeld en onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven heeft geroepen, is de rechtbank van oordeel dat dit niet een zo uitzonderlijk geval betreft dat past binnen de schuldcategorie “roekeloos” zoals deze categorie in de rechtspraak van de Hoge Raad wordt omschreven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door te handelen zoals hij heeft gedaan, gedrag vertoond dat de kwalificatie ‘aanzienlijke mate van schuld’ overstijgt en is sprake van in zeer hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig rijgedrag. Het handelen van verdachte grenst aan roekeloosheid, maar de rechtbank kan, gelet op de bestaande rechtspraak over het juridische begrip ‘roekeloosheid’, niet tot de conclusie komen dat verdachte roekeloos heeft gereden. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Het rijgedrag van verdachte heeft geleid tot de aanrijding en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer [slachtoffer] . Daarmee is aan het vereiste van de dubbele causaliteit voldaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte veroordelen voor het primair tenlastegelegde feit.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
op 10 oktober 2018 te Terneuzen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto merk Suzuki), daarmede rijdende over de weg, de Koegorsstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend met dat motorrijtuig te rijden, immers is verdachte met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per
uur, die ver lag boven de ter plaatste maximale toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, twee voor hem rijdende auto’s in gaan halen zonder zich er voldoende van te vergewissen of de weg voor hem vrij was en heeft hij daarna onvoldoende rechts gehouden waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en een hem tegemoetkomende bromfietser, [slachtoffer] , waardoor aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten botbreuken aan de linker elleboog en de linker voet, is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd. Tevens heeft de officier van justitie de gevangenneming gevorderd.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 10 oktober 2018 als bestuurder van een personenauto [slachtoffer] , die op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer op zijn bromfiets reed, aangereden. Als gevolg van deze aanrijding heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Deze aanrijding vond plaats nadat verdachte met een onverantwoord hoge snelheid van boven de 140 kilometer per uur, op een smalle weg, terwijl zijn zicht op de weg door mistflarden werd vertroebeld, een uiterst gevaarlijke inhaalmanoeuvre heeft gemaakt. Verdachte heeft daarmee in zeer hoge mate onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag vertoond waardoor de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar werd gebracht, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt genomen. Volgens deze oriëntatiepunten zou voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, een gevangenisstraf van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar in beginsel als passend kunnen worden beschouwd. De rechtbank ziet in de volgende omstandigheden aanleiding daarvan af te wijken.
In de eerste plaats houdt de rechtbank in strafverhogende zin rekening met het feit dat het ongeval mede is veroorzaakt doordat verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid met meer dan 80 kilometer per uur heeft overschreden. Bovendien is uit technisch onderzoek aan het voertuig van verdachte gebleken dat verdachte zich in de periode die direct aan het ongeval voorafging meerdere keren niets van de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft aangetrokken en deze in vergaande, soms zelfs excessieve, mate heeft overschreden. Ook daar houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening mee. Verder houdt de rechtbank in strafverhogende zin rekening met de aard van het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen en de gevolgen daarvan voor hemzelf en zijn gezin. Ter zitting is door het slachtoffer en zijn moeder op indringende wijze verwoord hoe zij nog dagelijks met de gevolgen van het ongeval worden geconfronteerd. De fysieke beperkingen die het slachtoffer aan het letsel heeft overgehouden, hebben hem zijn toekomstperspectief ontnomen. Ook heeft hij nog elke dag pijn. Verder houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedragingen. Verdachte heeft geen contact opgenomen met het slachtoffer en ook ter zitting van de rechtbank is verdachte, hoewel hij tijdig en op de juiste wijze is opgeroepen, niet verschenen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Dit leidt ertoe dat de eis van de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit, de gevolgen daarvan voor het slachtoffer en de overige hiervoor genoemde omstandigheden. De rechtbank ziet daarin aanleiding om, in afwijking van deze eis, aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van tien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Gelet op de aard en de ernst van het feit, zal de rechtbank de duur van de ontzegging bepalen op vier jaar. Daarmee wordt niet alleen geprobeerd verdachte in te scherpen dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor medeweggebruikers, maar ook om weggebruikers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag. De tijd gedurende welke het rijbewijs van verdachte ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding de vordering gevangenneming toe te wijzen. Zij zal deze daarom afwijzen. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde feit bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van tien maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van vier jaren;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Voorlopige hechtenis
- wijst de vordering tot gevangenneming af;
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Josten, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. W. Anker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.I.F. van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 augustus 2020.
Mr. I.M. Josten, mr. W. Anker en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 10 oktober 2018 te Terneuzen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto merk Suzuki), daarmede rijdende over de weg, de Koegorsstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend met dat motorrijtuig te rijden, immers is verdachte met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per
uur, althans met een snelheid die (ver) lag boven de ter plaatste maximale toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, twee, althans een, voor hem rijdende auto(‘s) in gaan halen zonder zich er voldoende van te vergewissen of de weg voor hem vrij was en/of heeft hij daarbij/daarna onvoldoende rechts gehouden waardoor, althans mede waardoor, een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en een hem tegemoetkomende bromfietser, [slachtoffer] , waardoor aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk
letsel, te weten botbreuken aan de linker elleboog en de linker voet, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 oktober 2018 te Terneuzen, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto merk Suzuki), daarmee rijdende op de weg, de Koegorsstraat, met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur, althans met een snelheid die (ver) lag boven de ter plaatste maximale toegestane snelheid van 60 kilometer per uur, twee, althans een, voor hem rijdende auto(‘s) in is gaan halen zonder zich er voldoende van te vergewissen of de weg voor hem vrij was en/of heeft hij daarbij/daarna
onvoldoende rechts gehouden, waardoor, althans mede waardoor, een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en een hem tegemoetkomende bromfietser, [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, althans letsel, heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
primair
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld een paginanummer van het eindproces-verbaal met registratienummer PL2000-2018238340 van Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, Afdeling Infrastructuur, Team Verkeer, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 t/m 196.
1. Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 15 april 2019, pagina’s 7 t/m 15 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Locatie ongevalOp 10 oktober 2018 kregen wij, verbalisanten, kennis van een verkeersongeval dat had plaatsgevonden op 10 oktober 2018 omstreeks 07:36 uur aan de Koegorsstraat
te Sluiskil, gemeente Terneuzen, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg buiten de bebouwde kom. Er gold ter plaatse een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur. De lichtgesteldheid was duisternis en er was geen wegverlichting aanwezig. De toestand van het wegdek was droog. De weersgesteldheid was droog en mistflarden.
Vermoedelijke toedrachtHet betrof een frontale aanrijding tussen een auto en een bromfiets. De bestuurder van de personenauto haalde met hoge snelheid een voor hem rijdende personenauto in en botste tijdens de inhaalmanoeuvre op de tegemoetkomende bromfiets.
VerdachteWij hebben [verdachte] als verdachte aangemerkt, omdat wij uit bovenstaande omstandigheden hebben afgeleid dat ten aanzien van deze bestuurder van personenauto, merk Suzuki, kenteken [kenteken 1] sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan dan wel betrokkenheid bij het ongeval.
Dit bleek ons onder andere uit de gedraging dat hij aAls bestuurder niet zoveel mogelijk rechts heeft houden op de weg. Aspecten die daarbij relevant zijn:
- Verdachte verklaarde ter plaatse goed bekend te zijn met de verkeerssituaties op
die route omdat hij die vaak rijdt. Verdachte rijdt deze route bijna dagelijks, al
meer dan twee maanden.
- Verdachte verklaarde bekend te zijn met zijn voertuig. Hij rijdt deze al 2 à 3
weken tot een maand.
- Verdachte verklaarde geen haast te hebben gehad en met geen hoge snelheid te hebben gereden. Daarbij verklaarde hij dat hij dacht 80 à 90 km/uur te hebben gereden.
- Verdachte verklaarde daarbij dat het mistig, tot dichte mist was ten tijde van het
inhalen van de voor hem rijdende personenauto.
Betrokken partijen
- Voertuig personenauto [kenteken 1] Suzuki Celerio, bestuurder [verdachte] , datum eerste afgifte rijbewijs 22 mei 2017  beginnend bestuurder
- Voertuig bromfiets [kenteken 2] Motorhispania Ryz, bestuurder [slachtoffer] .
Letsel
Bij het ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, te weten tenminste een verbrijzelde linkervoet en verbrijzelde linkerelleboog (elleboog blijvend letsel). Hij is vervoerd naar het Universitair Ziekenhuis Gent te Gent.
Verdachte [verdachte] heeft geen contact opgenomen met het slachtoffer.
2. Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict van 11 februari 2019, pagina’s 16 t/m 65, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Time tracker met GPS gegevens
Bij navraag, op ons verzoek, bij [naam 3] (uitzendbureau tuinbouw) bleek in de personenauto een time tracker met GPS aanwezig. Tevens bleek dat dit voertuig aan een vaste bestuurder ter beschikking was gesteld, genaamd [verdachte] , welke zich in diende te loggen middels een zogenaamde magneetkey om te kunnen rijden
in dit voertuig.
De data die ten tijde van het ongeval werd opgeslagen, werd voor nader onderzoek
opgevraagd via het leasebedrijf. Bij bestudering van de schermafdrukken van deze digitale data met GPS gegevens bleek ons dat de betrokken Suzuki [kenteken 1] , door bestuurder [verdachte] op 10 oktober 2018, over de Koegorsstraat had
gereden vanaf circa 07:33 uur, waarbij de geregistreerde snelheid op of
nabij de plaats van het ongeval, om 07:35:06 uur 140 kilometer per uur bedroeg.
Deze snelheid zou mogelijk passend kunnen zijn bij de snelheid van de Suzuki op het moment dat de
bromfiets werd aangereden.
Interpretatie sporen
Gelet op de positie en het verloop van de sporen op het wegdek van de
Koegorsstraat stelden wij vast dat de bromfiets vermoedelijk aan de voor hem uiterste rechter zijde van de weg heeft gereden en dat de Suzuki aan de voor hem uiterste linkerzijde van de rijbaan heeft gereden bij het ontstaan van dit ongeval.
Schade-inpassing
Uit deze schade inpassing bleek ons hoe de stand van de voertuigen ten opzichte van elkaar vermoedelijk was geweest tijdens de botsing. Door de voortgaande beweging van de Suzuki werd de bromfiets vervolgens weggedrukt naar diens eindpositie.
Verlichting
Door ons werd bij de bromfiets speciale aandacht besteed aan de verlichting.
Wij constateerden dat dit voertuig was voorzien van een dubbel koplicht, dat automatisch inschakelt als de motor wordt gestart, waarna middels een schakelknop (links op het stuur) groot of dimlicht kon worden ingeschakeld.
Toedracht
Uit de door ons aangetroffen situatie, de sporen, de eindpositie van de voertuigen en de schade aan de voertuigen, kan de volgende vermoedelijke toedracht worden geconcludeerd. De bestuurder van de Suzuki heeft gereden over de Koegorsstraat komende uit noordwestelijke richting (Terneuzen) en gaande in zuidoostelijke richting (Axel). De bestuurder van de bromfiets heeft eveneens gereden over de Koegorsstraat in tegengestelde richting. De bestuurder van de bromfiets reed op de Koegorsstraat aan de voor hem uiterste rechterzijde van de rijbaan en is op enig moment aangereden door de niet uiterst rechts rijdende bestuurder van de Suzuki. De bestuurder van de Suzuki reed met de linkerzijde van zijn voertuig tegen de linkerzijkant van de bromfiets op de plaats waar de bestuurder zat. Hierdoor is de bestuurder van de bromfiets zwaar gewond geraakt, de controle over zijn voertuig verloren en in de sloot geworpen. Door de impact van de aanrijding is vervolgens de bromfiets op de linker zijkant beland, waarbij een scherp deel van de bromfiets een kras veroorzaakte en de bromfiets is doorgegleden naar zijn aangetroffen eindpositie. De Suzuki liep bij deze aanrijding onder andere een lekke linker voorband op en is, door zijn hoge snelheid, vele meters later pas in zuidoostelijke richting op de Koegorsstraat, met een lekke linker voorband, tot stilstand gekomen en in deze eindpositie aangetroffen.
Oorzaak
De bestuurder van de Suzuki heeft gereden met een minimale snelheid van 141,84 kilometer per uur en maximaal 146,16 kilometer per uur, in ieder geval met een hogere snelheid dan de toegestane maximum snelheid van 60 kilometer per uur. Daarbij heeft deze onvoldoende rechts gereden, waardoor de bromfiets
werd aangereden. Hierbij raakte de bestuurder van de bromfiets ernstig gewond.
De bestuurder van de bromfiets heeft vermoedelijk ten tijde van dit gebeuren wel verlichting gevoerd en vermoedelijk een valhelm heeft gedragen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer] van 20 december 2018, pagina’s 179 t/m 181, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 10 oktober 2018 was ik om 07:00 uur van huis vertrokken op mijn bromfiets om naar mijn werk te gaan in Hoek. Ik had mijn dimlichter van mijn bromfiets aan. Ik reed ongeveer 45 à 50 kilometer per uur. Ik heb dat afgelezen van de teller van mijn brommer. Ik reed ongeveer op het midden van mijn eigen weghelft. Ik zag dat mij drie auto's tegemoet kwamen rijden.
De moeder van het slachtoffer, [naam 1] , vertelde dat haar zoon bij of kort na opname in het ziekenhuis tegen haar had verteld dat hij had gezien dat er een auto aan het inhalen was, die auto achter een andere auto vandaan kwam. Haar zoon zei dat hij nog was uitgeweken naar rechts, maar dat de inhalende auto hem had aangereden, waardoor hij met zijn linkervoet in de wielkast van het voorwiel van
de auto was terecht gekomen, en met zijn linker elleboog tegen de raamstijl van de
auto was terechtgekomen.
4. De letselbeschrijving van [slachtoffer] van 4 maart 2019, opgesteld door forensisch geneeskundige J. Vrencken, pagina 89, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op basis van schriftelijke informatie-inwinning bij de behandelend geneeskundige (Professor Dr. J. Victor van het Universitair Ziekenhuis te Gent), kan ik u over het daarbij opgelopen letsel het volgende melden.
Uit de summiere verstrekte documentatie kan ik opmaken dat er sprake was van een tweetal botbreuken aan respectievelijk de linker elleboog en de linker voet, die allebei operatief hersteld werden door het inbrengen van pennen. Op 8 januari 2019 werden deze pennen operatief verwijderd.
5. De aanvullende letselbeschrijving van [slachtoffer] van 9 april 2019, opgesteld door forensisch geneeskundige M. Weststrate, pagina 87, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Naar aanleiding van ons verzoek aan het Universitair Ziekenhuis Gent is recent de volgende informatie ontvangen. Op 11 maart 2019 is betrokkene op controle geweest. De wond van de linker voet was gesloten maar er is beperkte bewegelijkheid en een verminderd gevoel in die voet. De plaat in de voet kon nog niet worden verwijderd. Een volgende controle werd afgesproken over zes maanden. Het bekken bleek na het incident niet gebroken, mogelijk was er sprake van opgerekte banden tussen botdelen van het bekken. Er is dus geen eindsituatie bereikt bij waarschijnlijk chronische beperkingen.
6. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] van 10 oktober 2018, pagina 147, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 10 oktober 2018 reed ik als bestuurder van een personenauto over de
Koegorsstraat van Terneuzen richting Axel. Ik reed ongeveer 65 kilometer per uur. Omstreeks 07:30 uur werd ik ingehaald door een zwarte personenauto met daarop de tekst [naam 3] . De bestuurder van deze auto reed hard en agressief, toen hij mij inhaalde. Een eind verderop zag ik dat hetzelfde voertuig dat mij daarvoor had ingehaald een ongeval had gehad en stil stond op de weg.
7. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] van 10 oktober 2018, pagina 149, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 10 oktober 2018 reed ik in mijn personenauto over de Koegorsstraat te Sluiskil.
Ik reed met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur. Dat weet ik omdat ik daar altijd mijn cruise control aanzet op die snelheid. Ik zag dat er een bromfiets in tegengestelde richting van mij over de rijbaan reed. Hij reed dus richting Terneuzen. Ik zag deze bromfiets goed, omdat hij van voren verlichting voerde. Vrij kort na de
spoorwegovergang werd ik ingehaald door een grijze auto met een Nederlandse kenteken. Ik schat de snelheid van deze auto op 110 kilometer per uur of zelfs meer. Ik hoorde vervolgens een klap, maar zag niets wat duidde op een aanrijding. Later werd duidelijk dat de auto die mij passeerde de bromfietser had geraakt. Ik heb toen het kenteken van de auto genoteerd, dit betrof [kenteken 1] .
8. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 10 oktober 2018, pagina 157 t/m 160, inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 10 oktober 2018 reed ik vanaf camping [naam 5] in Hoek naar mijn werk. Ik reed in de bedrijfsauto van [naam 3] . Ik heb het slachtoffer vanochtend niet zien rijden, want het was erg dichte mist. Ik had geen haast. Ik heb een andere auto ingehaald op een weg, omdat deze langzamer reed dan ik. Ik heb die andere persoon niet gezien en toen heeft het ongeluk plaatsgevonden.
9. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 11 oktober 2018, pagina’s 161 en 162 inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Vanmorgen ben ik omstreeks 7:18 uur vanuit [naam 5] vertrokken met de auto. Ik rij altijd via dezelfde weg naar het werk. Ik wist niet hoe hard ik mocht rijden op de weg waar de aanrijding heeft plaatsgevonden. Net voor het ongeval heb ik nog
een auto ingehaald. Ik erken dat ik gevaar heb veroorzaakt op de weg waardoor er een ongeval heeft plaats gevonden.