In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000 en wonende te [adres verdachte], heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan. De zaak werd behandeld op 12 augustus 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hamsvoord, en de verdachte hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging, die was gewijzigd, betrof primair de verdenking dat de verdachte samen met anderen [slachtoffer] door geweld had gedwongen tot afgifte van zijn telefoon en/of deze telefoon had gestolen. Subsidiair werd de verdachte verweten dat hij de telefoon had geheeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op of omstreeks 27 oktober 2018 een diefstal met geweld heeft plaatsgevonden in Tilburg. De officier van justitie verzocht om vrijspraak van de verdachte, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte actief betrokken was bij de diefstal of het geweld. De verdachte zelf benadrukte dat hij op het plein aanwezig was, maar op afstand stond te roken en niet betrokken was bij de diefstal.
Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit had begaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de telefoon voorhanden had gehad of betrokken was bij de diefstal met geweld. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 26 augustus 2020.