ECLI:NL:RBZWB:2020:3982

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
25 augustus 2020
Zaaknummer
02/004557-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van der Weide
  • A. Kooijman
  • J. Diepenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen afpersing en diefstal met geweld; bewezenverklaring van opzetheling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2020, stond de verdachte terecht voor de verdenking van medeplegen van afpersing en diefstal met geweld, alsook opzetheling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 augustus 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen onder geweld afnemen van een telefoon van een slachtoffer, alsook van het voorhanden hebben van een gestolen telefoon.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal met geweld. De verdachte was weliswaar aanwezig op de plaats delict, maar er was geen bewijs dat hij actief betrokken was bij het geweld of de diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte opzetheling wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had een gestolen telefoon voorhanden gehad en deze overgedragen aan een medeverdachte, terwijl hij wist dat het om een gestolen goed ging.

De rechtbank legde een taakstraf van 20 uur op, met aftrek van het voorarrest, en overwoog daarbij de omstandigheden van de zaak, waaronder het blanco strafblad van de verdachte en het positieve reclasseringsadvies. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was, maar dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De beslissing berustte op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/004557-19
vonnis van de meervoudige kamer van 26 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag verdachte] 1999 te [geboorteplaats verdachte]
wonende te [adres verdachte]
raadsvrouw mr. L.C.W. Wingens, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van
12 augustus 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat primair verdachte samen met anderen [slachtoffer] door geweld heeft gedwongen tot afgifte van zijn telefoon en/of door geweld de telefoon van [slachtoffer] heeft gestolen dan wel subsidiair dat verdachte samen met anderen de telefoon heeft geheeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie bepleit vrijspraak van het primair tenlastegelegde. Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte op het plein aanwezig was, maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte actief betrokken is geweest bij de diefstal van de telefoon en het geweld dat daarbij is toegepast.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Verdachte wist dat de telefoon was gestolen door medeverdachte [medeverdachte 1] , maar heeft de telefoon toch voorhanden gehad en vervolgens overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair tenlastegelegde, nu geen sprake is van medeplegen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld waar verdachte op het plein stond. Dit blijkt enkel uit de verklaring van verdachte ter zitting dat hij op 4 à 5 meter afstand stond en dat hij pas naar aangever is toegelopen op het moment dat hij heisa hoorde.
Hoewel de zus van verdachte de aanleiding betreft, hoeft dit niet te betekenen dat er sprake was van een plan van uitvoering. Verdachte wilde enkel zijn zusje spreken en had niet de intentie om aangever te mishandelen dan wel om zijn spullen afhandig te maken. Voor wat betreft de subsidiair tenlastegelegde heling van de telefoon voert de verdediging aan dat verdachte de telefoon slechts een zeer korte tijd in zijn beschikkingsmacht heeft gehad. Ondanks dat verdachte wist dat de telefoon van diefstal afkomstig was, wilde hij er zo snel mogelijk vanaf. De verdediging meent dat dit onvoldoende is om opzetheling te bewijzen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt vast dat er op of omstreeks 27 oktober 2018 een diefstal met geweld heeft plaatsgevonden in Tilburg. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er in het dossier feiten en omstandigheden naar voren komen die belastend zijn voor verdachte en die erop wijzen dat verdachte mogelijk betrokken is geweest bij voornoemde diefstal met geweld. Zo is hij samen met de verdachten naar het plein in Tilburg gegaan, omdat [naam] , de zus van verdachte, onenigheid had met aangever. Ze gingen bij aangever ‘verhaal’ halen, aldus verdachte. Ook was hij aanwezig op het plein op het moment dat de diefstal met geweld plaatsvond. Uit de aangifte kan echter verder niet worden afgeleid dat verdachte bij de diefstal met geweld betrokken is geweest. Verdachte stond naar eigen zeggen op 4 à 5 meter afstand en is pas op het moment dat hij hoorde dat het uit de hand liep bij het gebeuren betrokken geraakt. Verdachte heeft tegen medeverdachte [medeverdachte 1] gezegd dat het afpakken van de sleutels van aangever te ver ging, wat ook door aangever wordt bevestigd. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook van het primaire feit vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiaire ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een gestolen telefoon voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. De telefoon is door medeverdachte [medeverdachte 1] afgenomen van aangever. [medeverdachte 1] heeft de telefoon overgedragen aan verdachte en verdachte heeft de telefoon vervolgens overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 2] , bij wie de telefoon uiteindelijk is aangetroffen. De rechtbank overweegt dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de telefoon, terwijl hij wist dat de telefoon afkomstig was van diefstal. Hij heeft de telefoon, toen hij hem in handen kreeg, niet direct teruggegeven aan [medeverdachte 1] , wetende dat die de telefoon had weggenomen, maar weer doorgegeven aan [medeverdachte 2] . Dit maakt verdachte schuldig aan opzetheling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op of omstreeks 27 oktober 2018 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander een goed, te weten een telefoon heeft voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 20 uur met aftrek van het voorarrest. Zij meent dat een geldboete in dit geval geen passende straf is, nu verdachte een gestolen telefoon voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat de telefoon was gestolen door het gebruik van geweld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging in de strafmaat rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte, het positieve reclasseringsrapport en het tijdsverloop. De verdediging verzoekt om een in plaats van een taakstraf een geldboete aan verdachte op te leggen, nu dit minder zwaar weegt op zijn strafblad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Verdachte heeft geprofiteerd van een misdrijf van een ander, nota bene een misdrijf dat hij vlak voor het aannemen van de telefoon had zien plaatsvinden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf laten meewegen dat verdachte wist dat de telefoon afkomstig was van een diefstal waarbij geweld is gebruikt. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden het positieve reclasseringsadvies van 2 april 2019.
Hieruit blijkt dat de reclassering interventies of toezicht niet nodig acht, omdat verdachte zijn verantwoordelijkheid neemt en gemotiveerd is voor gedragsverandering.
Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Verdachte dient dan ook te worden beschouwd als first offender.
De rechtbank is het echter met de officier van justitie eens dat, gelet op de ernst van de omstandigheden waaronder de telefoon is verkregen, een geldboete niet aan de orde is.
Alles afwegende acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een taakstraf voor de duur van 20 uren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 20 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Koster, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 augustus 2020.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
Primairhij op of omstreeks 27 oktober 2018 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde, te weten aan [aangever] toebehoorde, door die [slachtoffer] te bedreigen door hem te dreigen te slaan en/of te stompen en/of met kracht in het gezicht te slaan en/of te stompen
en/of
hij op of omstreeks 27 oktober 2018 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of sleutels, in elk geval enige goederen, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] te bedreigen door hem te dreigen te slaan en/of te stompen en/of met kracht in het gezicht te slaan en/of te stompen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 oktober 2018 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een telefoon heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) en/of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van subsidiaire feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 12 augustus 2020;
- het proces-verbaal van verhoor van aangever van 7 november 2018, pagina 92 tot en met 94 van het eind-proces-verbaal met dossiernummer 2018254448/2018265331 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 216.