Op 25 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die een bijstandsuitkering had aangevraagd, een voorlopige voorziening vroeg tegen de afwijzing van zijn aanvraag. Verzoeker had op 17 april 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, dat op 10 maart 2020 had besloten om hem geen uitkering toe te kennen op grond van de Participatiewet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er eerder al een uitspraak was gedaan over een vergelijkbaar verzoek, en dat verzoeker in deze procedure geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een herbeoordeling rechtvaardigden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de stelling van verzoeker dat zijn voormalige gemachtigde niet alle relevante stukken had ingediend, niet voldoende was om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, zonder proceskostenveroordeling.