Op 13 augustus 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Deniz, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. De eiseres had op 17 juni 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar bezwaar tegen de intrekking van haar uitkering op grond van de Participatiewet, die per 12 juni 2019 was ingetrokken. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en besloten dat een zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres tijdig bezwaar had gemaakt en dat de beslistermijn door het college was overschreden. De rechtbank oordeelde dat het college niet aan zijn verplichtingen had voldaan om de benodigde stukken en een verweerschrift in te dienen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg het college op om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens werd het college veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moest het college het betaalde griffierecht van € 48,- en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 262,50, vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van griffier D. Alblas. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 augustus 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.