ECLI:NL:RBZWB:2020:3778
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tot sluiting van woning wegens drugshandel
Op 13 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een bewoner van een woning in Dongen, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen een besluit van de burgemeester. Dit besluit, genomen op 7 juli 2020, hield in dat de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden gesloten zou worden vanwege de vondst van harddrugs in de woning. Verzoeker heeft aangevoerd dat de aangetroffen pillen niet van hem zijn en dat er geen sprake is van drugshandel. Hij betoogde dat de sluiting van de woning onevenredig en disproportioneel is en dat er strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanleiding is voor een spoedeisend belang, gezien de dreigende sluiting van de woning en het feit dat verzoeker geen vervangende woonruimte heeft. Tijdens de zitting op 10 augustus 2020 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door twee raadsheren. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in de woning voldoende grond biedt voor de burgemeester om tot sluiting over te gaan.
De rechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting te gelasten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter heeft geen strijd met artikel 8 EVRM kunnen vaststellen, aangezien de sluiting noodzakelijk kan zijn in het belang van de openbare orde. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.