9.De beslissing
-
spreekt verdachte vrijvan het hem tenlastegelegde feit 3;
- verklaart het ten laste gelegde onder feit 1 en 2 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:afpersing, meermalen gepleegd;
feit 2:in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Vrijlandstraat 33 te Middelburg en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zal meewerken aan (verdiepings-)diagnostiek en indien dit na onderzoek is geïndiceerd zal hij zich gedurende de proeftijd onder behandeling stellen van Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, welke behandeling maximaal de gehele proeftijd duurt of zo veel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener voor de
behandeling geeft en het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag slachtoffer 1] 1948 te [geboorteplaats slachtoffer 1] , zolang het Openbaar Ministerie of de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1](feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 5.650,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, waarvan € 4.750,- ter zake van materiële schade en € 900,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , € 5.650,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
1 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, waarvan € 4.750,- ter zake van materiële schade en € 900,- ter zake van immateriële schade, te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 63 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 31.706,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , € 31.706,- en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, ter zake van materiële schade, te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 193 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Josten, voorzitter, mr. H.E. Goedegebuur en
mr. W. Anker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.I.F. van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 augustus 2020.
Mr. H.E. Goedegebuur is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.