ECLI:NL:RBZWB:2020:3746

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6145
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in handhavingsverzoek tegen het Openbaar Ministerie

Op 11 augustus 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, wonende in Breda, beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit door de Officier van Justitie (OvJ) van het Arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant op zijn verzoek om handhaving. Eiser had eerder, op 6 november 2019, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda verzocht om handhavend op te treden tegen illegaal parkeren op het trottoir voor zijn woning. Dit verzoek werd op 3 februari 2020 doorgestuurd naar de OvJ, aangezien deze niet het bevoegde gezag was. Eiser heeft de OvJ in gebreke gesteld en op 21 april 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.

De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een zitting achterwege is gebleven. De OvJ heeft aangegeven dat de gemeente Breda heeft besloten de parkeersituatie te gedogen vanwege een conflict tussen buren, en dat hij niet bevoegd is om zich uit te laten over het gedoogbeleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Awb niet van toepassing is op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, en heeft zich daarom onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep van eiser.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling van de OvJ in de proceskosten van eiser. De uitspraak is gedaan door rechter P.H.J.G. Römers en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser kan binnen zes weken na de verzending van de uitspraak verzet aantekenen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6145 WET

uitspraak van 11 augustus 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. E.I.A. de Cock,
en

de Officier van Justitie van het Arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant

(de OvJ), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de OvJ op zijn verzoek om handhaving.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiser heeft bij brief van 6 november 2019 aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (het college) verzocht om handhavend op te treden tegen het illegaal parkeren van auto’s op het trottoir voor zijn woning.
Op 3 februari 2020 heeft het college dit handhavingsverzoek doorgestuurd aan het Openbaar Ministerie Zeeland-West-Brabant, omdat niet hij het bevoegde gezag is maar de OvJ.
Met de brief van 18 maart 2020 heeft eiser de OvJ in gebreke gesteld.
Op 21 april 2020 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit door de OvJ op zijn handhavingsverzoek.
2.
Verweer
De OvJ stelt dat de gemeente Breda - kennelijk vanwege een slepend conflict tussen buren - heeft besloten de in geding zijnde parkeersituatie te gedogen om te voorkomen dat hij instrument en wapen wordt in dat conflict. De OvJ is echter niet bevoegd om zich uit te laten over dat (gedoog)beleid en de wijze waarop de bijzonder opsporingsambtenaren (BOA) van de gemeente Breda gebruik maken van hun discretionaire bevoegdheid. De OvJ heeft wel een toezichthoudende rol ten aanzien van de BOA, maar deze ziet alleen op het geven van algemene aanwijzingen over de wijze van optreden en niet op het sturen in concrete gevallen. Ondanks dat de OvJ formeel niet bevoegd/verantwoordelijk is, heeft hij in het belang van eiser meerdere malen actie ondernomen om de zaak in goede banen te leiden en de gemeente Breda te overtuigen openheid van zaken te geven waarom niet handhavend wordt opgetreden.
3.
Oordeel van de rechtbank
Eiser heeft verzocht om handhavend op te treden tegen het illegaal parkeren op het trottoir voor zijn woning.
De rechtbank leest dit verzoek aldus dat eiser wenst dat de OvJ overgaat tot opsporing en vervolging van strafbare feiten/illegale parkeeractiviteiten.
Artikel 1:6 van de Awb bepaalt, voor zover hier van belang, dat de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van deze wet niet van toepassing zijn op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, alsmede de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.
In de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling wordt het volgende opgemerkt:
"De Awb zal niet van toepassing zijn op de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, alsmede de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. Zou deze uitzondering niet in de wet worden opgenomen, dan zouden ook de typisch in de sfeer van de strafvordering en de executie gelegen besluiten en handelingen van de betrokken bestuursorganen (de algemene en bijzondere opsporingsambtenaren, het openbaar ministerie en de Minister van Justitie) onder het bereik van de wet vallen. Gelet op de eigenstandige positie van het (materiële en formele) strafrecht en op het feit dat de strafrechtelijke regelgeving uitputtend is bedoeld, zou dat tot een ongewenste vermenging van rechtssferen leiden."(TK 1988-1989, 21 221, nr. 3, blz. 43).
Gelet hierop acht de rechtbank zich onbevoegd kennis te nemen van eisers beroep tegen het uitblijven van een besluit door de OvJ op zijn handhavingsverzoek en van zijn verzoek om dwangsommen vast te stellen.
4.
Proceskosten
Voor een veroordeling van de OvJ in de proceskosten van eiser bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van eisers beroep tegen het uitblijven van een besluit door de OvJ op zijn handhavingsverzoek.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 11 augustus 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank.