ECLI:NL:RBZWB:2020:3742
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in AOW-zaak
Op 11 augustus 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.J. de Kaste, had op 30 maart 2020 beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van de Svb, dat dateerde van 18 februari 2020. Dit besluit verklaarde de bezwaren van de eiser tegen eerdere besluiten van 19 augustus 2019, waarbij zijn AOW-uitkering was herzien en teruggevorderd, niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de eiser niet tijdig het verschuldigde griffierecht heeft betaald, ondanks een betalingsherinnering die op 8 mei 2020 was verzonden. De rechtbank had de gemachtigde erop gewezen dat het griffierecht binnen vier weken na de herinnering moest worden betaald, anders zou het beroep niet-ontvankelijk verklaard worden. Aangezien de betaling uitbleef, heeft de rechtbank besloten het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren en het niet op zitting te behandelen.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. P.H.J.G. Römers, in aanwezigheid van griffier mr. H.D. Sebel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat verzet open voor partijen en belanghebbenden, met een termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift, te rekenen vanaf de dag na verzending van de uitspraak.