ECLI:NL:RBZWB:2020:3727

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
02-007408-20 en 02-110840-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake ontslag van rechtsvervolging en onderzoek naar zorgmachtiging in het kader van de Wvggz

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 24 juli 2020 een tussenvonnis uitgesproken in de zaken met parketnummers 02/007408-20 en 02/110840-19. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd, is beschuldigd van meerdere bedreigingen en pogingen tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 10 juli 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvat onder andere de bedreiging van verschillende personen met een mes en het gebruik van dreigende bewoordingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is, gezien zijn volledige ontoerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld door deskundigen. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en besloten dat er een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) moet worden onderzocht. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, met een maximum van drie maanden, om de nodige onderzoeken te laten plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/007408-20 en 02/110840-19 (ttz. gevoegd)
tussenvonnis van de meervoudige kamer van 24 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te PI Vught, afdeling PPC, 5263 NT Vught, Lunettenlaan 501.

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak met parketnummer 02/110840-19 naar deze kamer verwezen.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juli 2020, waarbij de officier van justitie mr. L. van den Oever en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Verder is als deskundige gehoord de heer [nam] , reclasseringswerker bij Reclassering Eindhoven.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
heeft geprobeerd [naam 1] met gebruik van een mes van het leven te beroven, dan wel met gebruik van een mes heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel haar heeft bedreigd met een mes;
[naam 2] heeft bedreigd door naar hem dreigende bewoordingen te uiten;
[naam 3] heeft bedreigd door naar hem dreigende bewoordingen te uiten;
[naam 4] , [naam 5] en [naam 6] heeft bedreigd door naar hen dreigende bewoordingen te uiten;
samen met een ander geld van [naam 7] heeft weggenomen, door gebruik te maken van de betaalpas van [naam 7] , die niet voor gebruik voor verdachte bestemd was;
een auto van [naam 8] heeft verduisterd, dan wel gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 primair, 2, 3 en 4, voor zover dit feit ziet op de bedreiging van [naam 4] en [naam 5] , ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Voor zover feit 4 ziet op de bedreiging van [naam 6] , vordert zij verdachte vrij te spreken. Ook vordert zij verdachte vrij te spreken van feit 5 en feit 6 (in de primaire en subsidiaire variant).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair en subsidiair, 3, 4, voor zover dit feit ziet op de bedreiging van [naam 6] , 5 en 6 primair en subsidiair en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. Wel kan de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Zij refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 en van feit 4, voor zover dit feit ziet op de bedreiging van [naam 4] en [naam 5] , aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af, dat verdachte, nadat hij door [naam 1] in haar woning was binnengelaten, een mes uit een keukenla heeft gepakt, vervolgens naar [naam 1] is toe gelopen en op korte afstand van [naam 1] dit mes op haar hals heeft gericht.
Nu op basis van de bewijsmiddelen niet is komen vast te staan dat verdachte andere handelingen met het mes heeft verricht dan het vasthouden en richten op de hals van [naam 1] , is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van een begin van uitvoering en daarmee van een poging doodslag dan wel toebrengen zwaar lichamelijk letsel. Om die reden zal verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel kan op basis van de bewijsmiddelen de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend worden bewezen.
Van een bedreiging in strafrechtelijke zin is pas sprake indien de bedreiging onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de betrokkene de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Deze redelijke vrees – die geobjectiveerd van aard is en dus niet enkel wordt bepaald door de al dan niet bij de betrokkene aanwezige angstgevoelens – kan in deze zaak wel worden vastgesteld, gelet op de korte afstand waarop verdachte van [naam 1] af stond en de positie waarin hij het mes heeft gehouden, namelijk gericht op haar hals. Onder deze omstandigheden heeft bij [naam 1] de redelijke vrees kunnen bestaan dat zij door toedoen van verdachte het leven zou verliezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen onvoldoende komen vast te staan dat verdachte zijn arm heeft opgeheven, het mes niet alleen heeft gericht maar ook gericht heeft gehouden op de hals van [naam 1] en dat het mes nagenoeg tegen de hals van [naam 1] aan kwam. Zij zal verdachte dan ook van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af, dat verdachte op 16 oktober 2019 aangever [naam 2] heeft bedreigd door de ten laste gelegde bewoordingen naar hem te uiten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op voormelde datum schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [naam 2] , met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat er sprake is van voldoende wettig bewijs en heeft gelet op de verklaring van [naam 1] , als onafhankelijke getuige, dat verdachte en aangever [naam 3] in een soort gevecht waren en mede gelet op de bewezenverklaring van feit 2, waarbij verdachte soortgelijke bewoordingen heeft geuit, ook de overtuiging dat verdachte de bedreiging naar [naam 3] heeft geuit. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op voormelde datum schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [naam 3] , met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 4
Gelet op de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 8 januari 2020 aangevers [naam 4] en [naam 5] heeft bedreigd door de ten laste gelegde bewoordingen naar hen te uiten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op voormelde datum schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [naam 4] en [naam 5] , met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.3.3
Vrijspraak
De rechtbank komt tot een vrijspraak van feit 4, voor zover dit feit ziet op de bedreiging van [naam 6] , feit 5 en van feit 6 en overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 4
[naam 6] heeft aangifte gedaan van bedreiging, gepleegd door verdachte op 8 januari 2020. Volgens haar heeft verdachte tegen haar gezegd: “
Nee, want dan ga ik jou vermoorden”. Zij heeft verder verklaard dat zij hiervan niet onder de indruk was.
Gelet hierop en gelet op de vaststelling door de rechtbank dat het dossier geen ander bewijs bevat die de aangifte ondersteunt, is zij van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Ten aanzien van feit 5
Op 25 november 2019 is er te Goes door verdachte met de betaalpas van [naam 7] gepind. Verdachte is herkend op de camerabeelden van de supermarkt waar met deze pas is gepind en verdachte verklaart zelf ook met een pas te hebben gepind. Verder verklaart hij dat hij de pas van [naam 3] heeft gekregen om mee te betalen en niet wist dat deze van [naam 7] was. Volgens [naam 3] was verdachte in het bezit van de pas.
De rechtbank stelt op basis van voorgaande vast dat het dossier twee verschillende verklaringen bevat, waarbij verdachte en [naam 3] naar elkaar wijzen. Dat [naam 3] verklaart dat het verdachte is die de schuldige is, is niet voldoende om met voldoende zekerheid vast te stellen dat het verdachte is geweest die de diefstal heeft begaan. De rechtbank is verder van oordeel dat niet is uit te sluiten dat het klopt wat verdachte verklaart.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 6
Op 6 mei 2019 is verdachte samen met [naam 9] naar [naam 8] gegaan. Met [naam 9] zijn vanuit de garage afspraken gemaakt met betrekking tot een proefrit met een personenauto van het merk Jaguar E-Pace. Er zijn geen afspraken met verdachte gemaakt. De auto is na een proefrit niet teruggebracht. [naam 9] heeft tegenover de politie verklaard dat de auto van haar is en dat zij deze heeft betaald. In deze omstandigheden en nu uit het dossier verder ook geen handelingen van de zijde van verdachte blijken, kan opzet bij verdachte van wederrechtelijke toe-eigening niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat van verduistering geen sprake is. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om de auto zich wederrechtelijk toe te eigenen, zodat ook diefstal niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 6 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. meer subsidiair
op 8 januari 2020 te Goes
[naam 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door -nadat hij door die [naam 1] in haar woning was binnen gelaten- een
mes uit een keukenla te pakken en met dit
mes op die [naam 1] toe te lopen en dit mes te richten op de hals van die [naam 1] ;
2.
op 16 oktober 2019 te Goes
[naam 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Jij maakt mij
kapot, ik ga jou kapot maken en ik ga je vermoorden met mijn guns, dan
kom ik in een tbs kliniek, dat is beter dan bij verstandelijk
gehandicapten" en "Ik maak je dood man" en "ik maak je af"
en "ik pak mijn guns en maak je af" en "ik zorg wel dat ik TBS
krijg";
3.
op 4 december 2019 te Goes
[naam 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam 3] dreigend de woorden toe te voegen dat hij die
[naam 3] dood zou maken;
4.
op 8 januari 2020 in de
gemeente Middelburg,
[naam 4] (brigadier van politie) en [naam 5] (aspirant van
politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam 4] en die [naam 5] dreigend de woorden toe te voegen
"Ik ga jullie laten boeten", en "Jullie kunnen de kanker krijgen" en
"Ik ga jullie kapot maken, jullie twee" en "kankerpolitie, jullie gaan
hiervoor boeten" en "Ik maak jullie kapot, jullie allebei".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar en verwijst daarbij naar de over verdachte uitgebrachte deskundigenrapporten.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht verdachte ook volledig ontoerekeningsvatbaar onder verwijzing naar de over verdachte uitgebrachte deskundigenrapporten en bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte zijn op 31 maart 2020 door psychiater [naam 10] en op 7 april 2020 door [naam 11] (GZ-psycholoog) en [naam 12] (klinisch psycholoog) rapporten opgemaakt.
Volgens de psychiater is bij verdachte sprake van schizofrenie van het paranoïde type, een licht verstandelijke beperking en een matige stoornis in het gebruik van cannabis. De psychologen stellen dat bij verdachte sprake is van schizofrenie, onafgebroken type, een stoornis in gebruik van cannabis, alcohol en cocaïne en van een matig licht verstandelijke beperking. De deskundigen adviseren het ten laste gelegde voor de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte met betrekking tot de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten en zal deze conclusie overnemen. Zij acht verdachte niet strafbaar. Verdachte zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een bewezenverklaring primair verzocht af te zien van het opleggen van een TBS-maatregel, zowel met dwangverpleging als met voorwaarden.
Zij stelt dat niet is voldaan aan het ‘ultimum remedium’-vereiste voor het opleggen van een TBS-maatregel, nu nog andere, minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn die niet eerder zijn geprobeerd, namelijk de zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: de Wvggz). Zij heeft verzocht de mogelijkheid van de zorgmachtiging door een onafhankelijk psychiater te laten onderzoeken.
Indien de rechtbank toch overgaat tot het opleggen van een TBS-maatregel, dan wordt verzocht deze met voorwaarden op te leggen en ten slotte bij oplegging van een TBS-maatregel, al dan niet met bevel tot dwangverpleging, deze in ieder geval te maximeren tot vier jaar, zoals bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft meerdere bedreigingen geuit, niet alleen met het gebruik van dreigende bewoordingen, maar ook door zich dreigend te gedragen.
Gelet op de hiervoor al benoemde volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte, kunnen de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte worden toegerekend.
Nu verdachte niet strafbaar wordt geacht en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of oplegging van een maatregel nodig is.
De deskundigen stellen dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Volgens de psychiater zijn er geen reële alternatieven om gevaar voor verdachte zelf of anderen te voorkomen en hij adviseert daarom TBS met dwangverpleging op te leggen. Verdachte is niet bereid en in staat zich aan voorwaarden te houden.
Volgens de psychologen zal verdachte er uit zichzelf niet in slagen om tot stabiel functioneren te komen. Het is tot nu toe onvoldoende gelukt om hem stabiel te laten functioneren als er geen dwingend kader is gegeven. Alleen in sterk gestructureerde omstandigheden kan verdachte optimaal functioneren binnen zijn mogelijkheden en beperkingen. Zij achten dan ook van belang dat verdachte verblijft in een sterk gestructureerde omgeving met intensieve zorg en begeleiding. Hij heeft daarbij een hoog niveau van zorg en in het begin in ieder geval ook een hoog beveiligingsniveau nodig. Ook de psychologen adviseren TBS met dwangverpleging op te leggen.
Uit het reclasseringsadvies van 13 april 2020 en hetgeen de deskundige daar namens de reclassering ter zitting nog aan heeft toegevoegd, blijkt dat er negatief wordt geadviseerd over een TBS met voorwaarden en dat ook de reclassering een TBS met dwangverpleging noodzakelijk acht.
Tijdens de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest. De rechtbank acht zich ten aanzien van de mogelijkheden van afdoening onvoldoende voorgelicht. Zij overweegt hiertoe als volgt.
De bewezenverklaarde bedreigingen zijn beperkt gebleven tot verbale uitingen en het eenmaal tonen van een mes. Verdachte heeft met dit mes verder geen handelingen verricht, waardoor de ernst van dit delict relatief beperkt is.
De rechtbank is daarmee, ook gelet op het strafblad van verdachte waarop geen geweldsdelicten staan, en de persoon van verdachte, van oordeel dat nader zou moeten worden onderzocht of deze feiten het ultimum remedium van een TBS-maatregel rechtvaardigen.
Door de deskundigen is niet gerapporteerd over een maatregel in het kader van de Wvggz.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank aanleiding dat het minder verstrekkende alternatief van een maatregel in het kader van de Wvggz zal worden onderzocht. Zij zal de officier van justitie op basis van de Wet forensische zorg en de Wvggz daarom verzoeken een zorgmachtiging voor te bereiden. De rechtbank zal hiertoe het onderzoek ter terechtzitting heropenen en schorsen tot een nadere zitting.
De rechtbank is erop gericht om op zo kort mogelijke termijn een nadere zitting te bepalen. In de omstandigheid dat het vereiste onderzoek nog moet worden verricht, ziet de rechtbank een klemmende reden de maximale termijn voor hervatting van het onderzoek ter zitting niet tot een maand te beperken. Zij zal daarom het onderzoek schorsen voor onbepaalde tijd met een maximum termijn van drie maanden.
De rechtbank zal de verkeerstoren opdracht geven tot planning van de nadere zitting op een zo kort mogelijke termijn, in ieder geval op een datum na 24 september 2020 maar binnen een periode van drie maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair en subsidiair, 4 – voor wat betreft [naam 6] – 5 en 6 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 – voor wat betreft [naam 4] en [naam 5] – ten laste gelegde feiten bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 meer subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Heropening
- heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd;
- gelast onderzoek naar een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz;
- geeft opdracht aan de officier van justitie een zorgmachtiging op grond van de Wvggz voor te bereiden;
- beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting zo spoedig mogelijk, in elk geval na twee maanden en binnen drie maanden na heden, op een nader te bepalen datum, zal worden hervat en worden aangebracht bij de samenstelling van de rechtbank zoals deze ten tijde van het onderzoek op 10 juli 2020 was;
- beveelt de oproeping van verdachte en de raadsvrouw tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat, met kennisgeving aan de benadeelde partijen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Goedegebuur, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. W. Anker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juli 2020.
Mr. Anker en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
(parketnummer 02/007408-20)
1.
hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Goes
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam 1]
opzettelijk en
met voorbedachten rade
van het leven te beroven,
meermalen heeft gezegd en/of geroepen dat hij die [naam 1] moet
vermoorden, waarna hij, verdachte zich heeft begeven naar het
woonadres van die [naam 1] en/of -nadat hij door die [naam 1] in haar
woning was binnen gelaten- een mes uit een keukenla heeft gepakt
en/of met opgeheven arm met dit/een mes op die [naam 1] is toegelopen
en/of dit/mes heeft gericht en/of gericht gehouden op de hals van die
[naam 1] , (waarbij dit mes nagenoeg tegen de hals van die [naam 1] aan
kwam),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Goes
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
zich (in een boze en/of dreigende en/of opgewonden toestand) heeft
begeven naar het woonadres van die [naam 1] en/of -nadat hij door die
[naam 1] in haar woning was binnen gelaten- een mes uit een keukenla
heeft gepakt en/of met opgeheven arm met dit/een mes op die [naam 1] is
toegelopen en/of dit/mes heeft gericht en/of gericht gehouden op de
hals van die [naam 1] , (waarbij dit mes nagenoeg tegen de hals van die
[naam 1] aan kwam),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Goes
[naam 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door -nadat hij door die [naam 1] in haar woning was binnen gelaten- een
mes uit een keukenla te pakken en/of met opgeheven arm met dit/een
mes op die [naam 1] toe te lopen en/of dit/mes te richten en/of gericht te
houden op de hals van die [naam 1] , waarbij dit mes nagenoeg tegen de
hals van die [naam 1] aan kwam;
2.
hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Goes
[naam 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Jij maakt mij
kapot,ik ga jou kapot maken en ik ga je vermoorden met mijn guns, dan
kom ik in een tbs kliniek,dat is beter dan bij verstandelijk
gehandicapten" en/of "Ik maak je dood man" en/of "ik maak je af"
en/of "ik pak mijn guns en maak je af" en/of "ik zorg wel dat ik TBS
krijg", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 4 december 2019 te Goes
[naam 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam 3] dreigend de woorden toe te voegen dat hij die
[naam 3] dood zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking;
4.
hij op of omstreeks 8 januari 2020 in de gemeente Goes en/of in de
gemeente Middelburg, in elk geval in Nederland,
[naam 4] (brigadier van politie) en/of [naam 5] (aspirant van
politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling,
door die [naam 4] en/of die [naam 5] dreigend de woorden toe te voegen
"Ik ga jullie laten boeten", en/of "Jullie kunnen de kanker krijgen" en/of
"Ik ga jullie kapot maken, jullie twee" en/of "kankerpolitie, jullie gaan
hiervoor boeten" en/of "Ik maak jullie kapot, jullie allebei", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
[naam 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling,
door die [naam 6] dreigend de woorden toe te voegen "Nee, want dan ga ik
jou
vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 25 november 2019 te Kapelle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
geld (tot een bedrag van 23 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan I [naam 7] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld
onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een betaalpas ten
name van die [naam 7] (contactloos betalen), die niet voor gebruik
door verdachte bestemd was;
(parketnummer 02/110840-19)
6.
hij in of omstreeks 6 mei 2019 te Goes, althans in Nederland
opzettelijk een personen auto (merk Jaguar E-Pace), in elk geval enig
goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 8] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte
anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als klant ten behoeve
van het maken van een proefrit en/of als bezitter/houder, onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 27 mei 2019 te Goes, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een personen auto (merk Jaguar E-Pace), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 8] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen.
De rechtbank heeft de zaken in chronologische volgorde - van nieuw naar oud - gerangschikt en de feiten van een doorlopende nummering voorzien.

10.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt -tenzij anders vermeld-bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2020008088 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Oosterscheldebekken, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 107.
Ten aanzien van feit 1
Het proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2020, pagina 67 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 8 januari 2020 was ik, verbalisant [naam 13] in de woning aan de [adres 2] te Goes, naar aanleiding van de aanhouding van verdachte.
[naam 1] heeft als volgt verklaard.
Ik was samen met mijn moeder in mijn woning aan de [adres 2] te Goes. Op een bepaald moment werd er op de deur gebonkt. Ik zag dat verdachte bij de voordeur stond en ik heb deze opengedaan. Op het moment dat ik de voordeur opende, rende verdachte door naar de keuken en pakte hij een mes uit de keukenla. Hij kwam met dit mes in zijn handen naar de huiskamer gelopen waar ik stond. Hij bleef op ongeveer één meter afstand van mij staan en had het mes voor zich uit gericht in mijn richting, ongeveer ter hoogte van mijn nek. Kort nadat ik naar hem riep dat hij het mes moest laten vallen, liet hij het mes los.
Het proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2020, pagina 70 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 8 januari 2020, kwam ik, verbalisant [naam 4] ter plaatse bij de woning aan de [adres 2] te Goes.
Ik zag dat verdachte een groot mes in zijn rechter hand hield en met dit mes in de richting van [naam 1] wees. Zij stonden een halve meter van elkaar af. Ik zag dat verdachte het mes op schouderhoogte van [naam 1] hield.
De verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 juli 2020:
Ik heb een mes vastgehouden.
Ten aanzien van feit 2
Het proces-verbaal aangifte [naam 2] van 18 oktober 2019, pagina 11 en 12 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 16 oktober 2019 was ik aan het werk bij Emergis te Goes. De receptioniste vroeg mij naar de centrale hal te komen, omdat verdachte daar was en hij onrustig was. Hierop ben ik naar de receptie gelopen en trof ik verdachte aan. Ik heb hem aangesproken en hij reageerde direct boos. Hij ging tegenover mij staan en zei tegen mij: “
Jij maakt mij kapot, ik ga jou kapot maken en ik ga je vermoorden met mijn guns, dan kom ik in een tbs kliniek, dat is beter dan bij verstandelijk gehandicapten”. Ik zei tegen verdachte dat ik vond dat hij mij had bedreigd, waarop hij tegen mij zei: “
Ik maak je dood man”.
Ik voel mij bedreigd met de dood door verdachte.
Het proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2019, pagina 16 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 16 oktober 2019 ging [naam 2] met verdachte in gesprek. Verdachte heeft [naam 2] meerdere malen met de dood bedreigd. Ik heb hem tegen [naam 2] horen zeggen: “
ik maak je af”, “
ik pak mijn guns en maak je af”, “
ik zorg wel dat ik TBS krijg”.
Verdachte was dreigend aanwezig en stond dicht bij [naam 2] .
Ten aanzien van feit 3
Het proces-verbaal aangifte [naam 3] van 4 december 2019, pagina 18 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 4 december 2019 ben ik met mijn vriendin naar verdachte in Goes gegaan. Ik ben naar hem toe gegaan om mijn spullen op te halen en zei dat ik niet weg zou gaan voordat ik mijn spullen had en zou blijven staan. Hierop heeft verdachte mij met een hand bij mijn keel gepakt en ik heb hem een vuistslag in zijn nek gegeven. Ik hoorde dat verdachte riep dat hij mij dood zou maken. Ik ben met mijn vriendin naar buiten gegaan en heb buiten een steen gepakt om mij mee te verdedigen.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 14] van 4 december 2019, pagina 20 en 21 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 4 december 2019 ben ik samen met mijn vriend [naam 3] naar verdachte gegaan. Ik heb gezien dat verdachte [naam 3] plotseling bij zijn keel greep en zag dat [naam 3] uithaalde met zijn vuist. Ik hoorde verdachte meerdere malen tegen [naam 3] zeggen dat hij hem dood ging maken. Wij zijn naar de buren verderop gevlucht.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 4 december 2019, pagina 23 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
[naam 3] en verdachte waren een soort van in gevecht.
Ten aanzien van feit 4
Het proces-verbaal aangifte [naam 4] van 8 januari 2020, pagina 82 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik doe aangifte van bedreiging tegen verdachte. Op 8 januari 2020 bracht ik verdachte samen met mijn collega [naam 5] over naar de gevangenis Torentijd in Middelburg. Ik hoorde verdachte tijdens het transport zeggen: “
Ik ga jullie laten boeten” en “
Jullie kunnen de kanker krijgen”.
Toen wij in politiecellencomplex Torentijd arriveerden, hoorde ik verdachte tegen mij en [naam 5] zeggen: “
Ik ga jullie kapot maken, jullie twee”. Ik zag dat verdachte hierbij zowel mij als mijn collega om beurten zeer indringend aankeek.
Het proces-verbaal aangifte [naam 5] van 8 januari 2020, pagina 84 en 85 van voornoemd eindproces-verbaal, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 8 januari 2020 werd afgesproken dat [naam 4] en ik verdachte zouden overbrengen naar gevangenis Torentijd.
Toen wij ter hoogte van Arnemuiden reden, hoorde ik dat verdachte dreigend werd en constant riep: “
Kankerpolitie, de politie gaat hiervoor boeten”.
In Torentijd zag ik dat verdachte mij enkele malen aankeek en tegelijk tegen mij zei: “
kankerpolitie, jullie gaan hiervoor boeten” en “
Ik maak jullie kapot, jullie allebei”. Verdachte keek [naam 4] en mij daarbij aan. Ik voelde mij bedreigd.