Ik doe aangifte voor mijzelf en voor mijn dochter [aangever 2] . Wij worden door [verdachte] gestalkt.
Op 16 mei 2019 belde [verdachte] op dat hij zijn zoon wilde zien. Mijn dochter [aangever 2] heeft hierop aangegeven dat zij het wat rustiger aan wilde doen en niet gelijk een bezoekregeling wilde. Sindsdien is [verdachte] voor ons gevoel altijd aanwezig en fietst hij verschillende malen door de straat. Wij hebben het gevoel dat wij in de gaten worden door [verdachte] . Op het moment dat wij ons huis verlaten, is [verdachte] altijd in de buurt. Hij komt dan onze richting op en roept hierbij verschillende dingen, zoals pannenkoek. De aanwezigheid van [verdachte] maakt een stelselmatige inbreuk op ons persoonlijke leven. Hij wil ons hiermee dwingen om zijn regels op te volgen zodat hij onder andere zijn kind [naam] kan zien.
Op 17 mei 2019 zat [verdachte] bij mij in de straat. Hij gaf aan dat hij ging zitten wachten tot hij zijn zoon [naam] mocht zien. Dit heeft voor onrust gezorgd in de straat. Verschillende buren maakten zich ernstig zorgen om het feit dat hij dan zo lang en zo demonstratief bleef zitten voor de deur.
Op 20 mei 2019 viel er een eerste envelop op de mat met daarin geld, ogenschijnlijk bedoeld voor [naam] , gezien de naam op de envelop.
Op 21 mei 2019 werd [verdachte] gesignaleerd in de buurt van het kinderdagverblijf waar [naam] in de opvang zit.
Op 30 mei 2019 kwam er nogmaals een envelop binnen met daarin geld, ogenschijnlijk bedoeld voor [naam] , gezien de naam op de envelop.
Op 9 juni 2019 liep [verdachte] verschillende keren langs mijn huis.
Op 11 juni 2019 liep [verdachte] verschillende malen door de straat, dit is ook vastgelegd door mij. Ik heb hiervan foto's gemaakt.
Op 15 juni 2019 kwam er nogmaals een envelop binnen met daarin geld, ogenschijnlijk bedoeld voor [naam] , gezien de naam op de envelop.
Op 20 juni 2019 kregen wij een brief ter attentie van [naam] .
In de nacht van 22 op 23 juni 2019 werden wij gewekt door onze dochter die beelden liet zien van de beveiligingscamera's van haar huis. Op de beelden was te zien dat [verdachte] constant voor het huis van mijn dochter langs liep/fietste.
Op 23 juni 2019 zat [verdachte] bij het huis van mijn dochter.
Op 26 juni 2019 kwam er nogmaals een envelop binnen met daarin geld, ogenschijnlijk bedoeld voor [naam] gezien de naam op de envelop.
Op 29 juni 2019 ik naar buiten. Ik zag [verdachte] voorbij mijn woning fietsen. Aan het einde van de straat draaide hij om en fietste hij in tegengestelde richting.
Op 30 juni 2019 waren wij bij café restaurant het [bedrijf 2] in Goes. Toen wij op het terras zaten, kwam [verdachte] naast ons zitten. Later die dag zaten wij bij restaurant [bedrijf 3] op het terras. Weer kwam [verdachte] bij ons zitten.