Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[naam 1] ,
[naam 2],
1.[naam 3] ,
[naam 4],
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 juli 2020, met producties 1 tot en met 19,
- de door [naam 3] c.s. in het geding gebrachte producties 1 tot en met 5,
- de door [naam 1] c.s. nagezonden producties 20 en 21,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 21 juli 2020.
2.De feiten
9.a. Ten deze wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van het perceel (…) [nummer 6] en ten laste van het bij deze akte verkochte gedeelte om te komen en te gaan van en naar de openbare weg ( [straatnaam] ) van en naar het erf gelegen achter de bebouwing op het perceel (…) [nummer 6] over het ter plaatse aanwezige pad naast en achter het bij deze akte verkochte winkel-woonhuis.
a. Ten laste van het verkochte als dienend erf en ten behoeve van het niet verkochte gedeelte van het perceel (…) [nummer 5] en het aangrenzende perceel (…) [nummer 2] , dat is bebouwd met de bakkerij met erf en aanhorigheden aan de [adres 2] , eigendom van de verkopers, als heersend erf de erfdienstbaarheid tot het dulden van de exploitatie van een brood- en banketbakkerij met daaraan gekoppeld de verkoop van de in die onderneming vervaardig[d]e producten aan afnemers door de eigenaren van het heersend erf in de daartoe dienende ruimten op het heersend erf met gebruikmaking van de daartoe benodigde installaties, machines en ovens als zulks thans gebruikelijk is, welk dulden dan met name inhoudt, dat tegen een eventuele overlast van bedoelde exploitatie door de eigenaar van het dienend erf geen bezwaar gemaakt kan worden;
een erfdienstbaarheid tot het dulden van een bakkerij en winkel noch van het recht van in- en uitweg naar de [straatnaam] .”[naam 3] c.s. heeft verder bericht: “
Beide panden, zoals uw woning [adres 1] , als mijn pand [adres 2] hebben een eigen uitweg naar de [straatnaam] . Hoewel een erfdienstbaarheid niet automatisch vervalt, is het in dit geval wel het uitgangspunt gelet op de huidige situatie”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Spoedeisend belang
Ten behoeve van het verkochte als heersend erf en ten laste van het sub a vermelde heersend erf in deze als dienend erf de erfdienstbaarheid van in- en uitweg van en naar de [straatnaam] , uit te oefenen over de aan de noordzijde van het dienend erf gelegen weg (…)”. Uit deze bewoordingen kan niet anders worden begrepen dan dat het de bedoeling van de toenmalige eigenaren is geweest om de eigenaar van het heersende erf een erfdienstbaarheid van in- en uitweg te verlenen vanaf de noordelijke kant van het verkochte deel van perceel [nummer 5] (thans perceel [nummer 1] ) van en naar de [straatnaam] . Dit recht van ‘weg’ houdt – in tegenstelling tot een recht van ‘overpad’ – (ook) in het gebruik van de weg door motorvoertuigen over het dienende erf, mits passend binnen de breedte van de weg. De afmetingen van de weg staan niet in de akte beschreven.
(…) uit te oefenen (…) op de wijze als thans gebruikelijk is”.
uit te oefenen zoals gebruikelijk”) aanwezig was en geen recht van weg. Dat laatste is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet vast komen te staan. Zo heeft [naam 1] c.s. gesteld dat de percelen [nummer 3] en [nummer 1] ten tijde van het vestigen van de erfdienstbaarheid in 1996 geen erfafscheiding kenden en dat pas in 2002 voor het eerst een erfafscheiding op die perceelgrens is geplaatst. [naam 3] c.s. heeft weliswaar – onder verwijzing naar de verklaring van [naam 5] – aangevoerd dat er op de perceelgrens, voordat de brede poort werd geplaatst, een houten hekwerk heeft gestaan, maar gesteld noch gebleken is dat dat hekwerk in 1996 al aanwezig was. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat de erfafscheiding eerst in 2002 op de erfgrens is geplaatst. Zou er toen al een smallere poort zijn geplaatst met een breedte van ongeveer één meter, zoals [naam 3] c.s. heeft gesteld, dan is daarmee nog niet het gevestigde zakelijke recht van weg gewijzigd in een recht van overpad. Daar komt bij dat [naam 3] c.s. onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat ook de rechtsvoorgangers van [naam 1] c.s. het recht van erfdienstbaarheid hebben uitgeoefend door met hun auto over de weg naar hun perceel te rijden.
€ 980,00