ECLI:NL:RBZWB:2020:3552
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- C.E.M. Marsé
- P.H.M. Verdonschot
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening inzake kredietaanvragen Steunfonds Lokale Informatievoorziening
In deze zaak heeft de verzoekster, een onderneming, beroep ingesteld tegen het besluit van het bestuur van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, dat op 25 juni 2020 aanvragen om krediet op grond van het Steunfonds Lokale Informatievoorziening (SLI) heeft afgewezen. De verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij in financiële problemen verkeert door de coronacrisis en dringend behoefte heeft aan een geldelijke uitkering. De rechtbank heeft op 13 juli 2020 aan verzoekster gevraagd om het door haar gestelde spoedeisend belang nader te onderbouwen, waarop verzoekster op 16 juli 2020 heeft gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De spoedeisendheid van het verzoek is daarbij van groot belang. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van onverwijlde spoed. Hoewel verzoekster heeft gesteld dat haar onderneming in gevaar is, heeft zij dit niet onderbouwd met concrete gegevens zoals bankafschriften of verklaringen van een accountant.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen sprake is van een financiële noodsituatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 juli 2020.