ECLI:NL:RBZWB:2020:3551
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake invordering verbeurde dwangsom door gemeente Waalwijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 20 mei 2020, waarin het college de invordering van een verbeurde dwangsom van € 20.000,= aankondigde. De verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had bij schorsing van de invordering, omdat het college doorging met de inning en er een dreiging van dwanginvordering was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat een financieel belang op zichzelf geen onverwijlde spoed oplevert, tenzij er sprake is van betalingsonmacht.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet had aangetoond dat hij niet in staat was de dwangsom te betalen en dat hij geen onderbouwing had geleverd voor zijn spoedeisend belang. Verzoeker had wel gevraagd om verlenging van de termijn om zijn betalingsonmacht te onderbouwen, maar deze werd niet verleend omdat dit niet in lijn was met het spoedeisende karakter van de procedure. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de invordering onomkeerbare gevolgen zou hebben, en dat verzoeker niet bereid was om een betalingsregeling te treffen, wat de situatie verder compliceerde.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat verzoeker erop kan vertrouwen dat, mocht het invorderingsbesluit onrechtmatig blijken te zijn, de eventueel betaalde dwangsom terugbetaald zal worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.