4.5Nu verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen verwijt kan worden gemaakt dat hij de door het college gevraagde stukken van de Tsjechische belastingdienst niet voor 12 juni 2020 bij het college heeft ingeleverd, zal het intrekkingsbesluit en daarmee ook de opschorting en de beëindiging in bezwaar geen stand (kunnen) houden. De voorzieningenrechter zal daarom beide besluiten schorsen en de verzoeken om voorlopige voorziening toewijzen in die zin dat de besluiten zijn geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit brengt mee dat het college de betaling van de uitkering vanaf 1 mei 2020 moet hervatten.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht in beide zaken te vergoeden.
6. De voorzieningenrechter zal het college ook in de proceskosten in beide zaken veroordelen. Die kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift tegen de opschorting, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift tegen de intrekking en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe en schorst de primaire besluiten
tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 96,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.575-,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 17 juli 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: