ECLI:NL:RBZWB:2020:3470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
02/048639-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van verkrachting door gebrek aan wettig bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en aanranding van de aangeefster op 16 augustus 2018 in Goes, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2020 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 juli 2020, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangeefster zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte tegenover elkaar staan, waarbij de aangeefster stelde dat zij gedwongen was, terwijl de verdachte ontkende en beweerde dat de seks met toestemming was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen, die de aangeefster ondersteunden, niet als voldoende steunbewijs konden dienen, omdat zij enkel herhaalden wat de aangeefster had verteld. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat er sprake was van dwang. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/048639-20
vonnis van de meervoudige kamer van 30 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag verdachte] 1985 te [geboortelaats verdachte]
wonende te [adres verdachte]
raadsvrouw: mr. E.A.G. van Acker, advocaat te Sint Jansteen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juli 2020, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte iemand heeft gedwongen tot seks, wat in verschillende juridische varianten ten laste is gelegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden, waaruit blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding en verkrachting van [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ). Door het geestelijk overwicht dat verdachte op haar had, gezien de kwetsbaarheid van [aangeefster] , en het feit dat hij haar bij de nek heeft vastgepakt, dreigende woorden tegen haar heeft gezegd en haar heeft uitgekleed, heeft hij [aangeefster] gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Dat [aangeefster] een kwetsbaar persoon is, had verdachte moeten weten, gelet op de verklaringen van haar begeleiders. De eerste verklaring van [aangeefster] , die zij kort na het gebeuren heeft afgelegd, is consistent met haar latere verklaringen onder andere bij de arts die haar heeft onderzocht. Ook vindt haar verklaring steun in andere bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de resultaten van het sporen- en DNA-onderzoek en de camerabeelden. Daarnaast blijkt uit haar emoties en non-verbale gedrag wanneer zij over het gebeuren vertelt, dat aan haar verklaring bewijskracht dient te worden toegekend. Daar staat de verklaring van verdachte tegenover, die in eerste instantie bij de politie heeft verklaard dat hij [aangeefster] niet kent en dat er niets is gebeurd. Ter zitting heeft verdachte daarentegen een zeer gedetailleerde verklaring afgelegd, waarvan de strekking is dat de seks plaatsvond met toestemming van [aangeefster] . Het is opmerkelijk en ongeloofwaardig dat verdachte ter zitting alle details kan noemen en bij de politie geen idee had waar het over ging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat er vrijspraak moet volgen voor alle feiten, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Er is sprake geweest van een spontane ontmoeting tijdens het uitgaan tussen verdachte en [aangeefster] , die is uitgelopen op vrijwillige seks. Verdachte heeft [aangeefster] hiertoe niet gedwongen. De verdenking hiervan is enkel gebaseerd op de verklaring van [aangeefster] , die inconsistent en onbetrouwbaar is. Haar geheugen is heel slecht en uit het dossier volgt bovendien dat de politie heeft waargenomen dat [aangeefster] op straat seksueel wervend gedrag vertoont. Daarnaast bevat het dossier geen uitgewerkt studioverhoor van [aangeefster] en is bij dit verhoor haar vaste begeleidster aanwezig geweest die bekend was met de zaak en die haar verklaring kan hebben beïnvloed. Ook valt uit het dossier niet af te leiden dat [aangeefster] vanwege haar psychische toestand niet in staat zou zijn haar wil kenbaar te maken omtrent het hebben van seks met verdachte of hiertegen weerstand te bieden. Als dit wel het geval is, biedt het dossier geen aanknopingspunten voor het feit dat verdachte dit had moeten weten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 16 augustus 2018 rond 21:30 uur kwam [aangeefster] huilend en overstuur terug bij de [instelling] te Goes, de instelling waar zij verblijft. Zij vertelde aan haar begeleidsters
[naam 1] en [naam 2] dat zij een man had ontmoet op de kermis, dat zij met hem was meegegaan naar zijn huis en dat zij daar door hem was verkracht. De man zou haar onder andere hebben gepenetreerd in haar vagina en anus. Door de begeleidsters werd gezien dat zij een rood hoofd had en dat haar haren waren verwilderd.
Later heeft [aangeefster] tijdens een gesprek met haar begeleidsters verteld dat de man haar bij haar nek had vastgepakt, waarna hij met zijn vingers aan haar vagina had gezeten, dat hij met zijn mond aan haar tepels had gezeten en dat hij met zijn penis in of bij haar kont en vagina was geweest en dat zij dit alles niet wilde, maar dat de man haar vertelde dat zij dit toch moest doen. Bij de politie heeft zij aangegeven dat zij zich ook verplicht voelde tot het hebben van seks met deze man, omdat hij tegen haar zei: “Je blijft leven of ik dood je nu”.
Verdachte heeft ter zitting van 16 juli 2020 verklaard dat hij [aangeefster] in het centrum van Goes heeft ontmoet, dat zij met hem mee naar huis is gegaan en dat hij vervolgens met goedvinden van [aangeefster] seks met haar heeft gehad. Dat [aangeefster] en verdachte seks hebben gehad wordt ondersteund door het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte bij de schaamlippen en de anus van [aangeefster] .
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [aangeefster] en verdachte op
16 augustus 2018 seks met elkaar hebben gehad. [aangeefster] heeft nadien aangegeven dat zij hiertoe gedwongen is door verdachte. De rechtbank stelt vast dat op dit punt – dus of [aangeefster] gedwongen is door verdachte tot het hebben van seks - de verklaringen van [aangeefster] en verdachte tegenover elkaar staan.
In zedenzaken komt het vaak voor dat de verklaring van het slachtoffer heel anders is dan die van de verdachte die de beschuldiging ontkent. Ook hier is dit het geval. De strafwet verlangt dan dat er ook andere bewijsmiddelen zijn dan de aangifte waarmee het misdrijf kan worden bewezen. Dit steunbewijs ontbreekt in deze zaak. De beschuldigende verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte over of er sprake is geweest van dwang blijven nu (als onverenigbaar) tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring, omdat op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de rechter het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige. De verdachte kan dan niet worden veroordeeld.
De verklaring van [aangeefster] – die overigens niet in uitgewerkte vorm in het dossier is gevoegd, maar slechts in samenvattende zin – wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van haar begeleiders. Zij hebben beiden verklaard over de seksuele handelingen die verdachte bij [aangeefster] zou hebben verricht en dat verdachte [aangeefster] daartoe zou hebben gedwongen. Deze verklaringen gaan echter steeds over wat [aangeefster] tegen hen heeft verteld. Deze verklaringen kunnen daarom niet het vereiste steunbewijs opleveren. De bron van deze verklaringen is steeds dezelfde als de verklaring die moet worden ondersteund, namelijk de verklaring van [aangeefster] zelf.
Concluderend is er naast de twee tegenover elkaar staande verklaringen van [aangeefster] en verdachte geen ondersteunend bewijs, waaruit blijkt dat er sprake is geweest van dwang. De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is voor de primair tenlastegelegde feiten, te weten verkrachting en aanranding. Zij zal verdachte hiervan vrijspreken.
De volgende vraag is of de subsidiair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtbank moet daartoe beoordelen of [aangeefster] niet in staat zou zijn geweest om haar wil omtrent het hebben van seks met verdachte te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden én of verdachte – indien dit het geval zou zijn – dat ook wist.
Uit de verklaringen van de begeleidsters van [aangeefster] leidt de rechtbank af dat [aangeefster] een kwetsbaar persoon is, die lijdt aan PTSS en MS (met niet aangeboren hersenletsel tot gevolg) en dat zij kampt met geheugenproblemen. Het dossier bevat echter geen rapport omtrent het psychisch functioneren van [aangeefster] , waaruit blijkt wat het effect is van de bij haar vastgestelde psychische problematiek op haar wilsbekwaamheid en in hoeverre een buitenstaander dit uit haar voorkomen zou moeten kunnen afleiden. De rechtbank kan daarom niet met voldoende zekerheid vaststellen in hoeverre [aangeefster] in staat moet zijn geweest haar wil omtrent het hebben van seks met verdachte te bepalen of kenbaar te maken en in hoeverre verdachte hiervan op de hoogte moet zijn geweest.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank daarom ook onvoldoende wettig bewijs voorhanden, waaruit blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hebben van seks met een persoon terwijl hij wist dat die persoon vanwege een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis niet in staat is de eigen wil te bepalen of kenbaar te maken of in dit kader weerstand te bieden. Zij zal verdachte daarom ook vrijspreken van de hem subsidiair tenlastegelegde feiten.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] vordert inzake de tenlastegelegde feiten een schadevergoeding van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade.
Verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de zowel onder feit 1 als feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangeefster] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. M.E.H. Janssen en
mr. M. Voorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.I.F. van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 juli 2020.
Mr. Voorn is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
primair
hij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Goes, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , hebbende verdachte zijn vingers in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [aangeefster]
geduwd/gebracht en/of zijn penis in de vagina en/of anus van die [aangeefster] geduwd/gebracht, bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit het geestelijk overwicht dat verdachte op die [aangeefster] had en/of het bij de
nek/hals van die [aangeefster] vastpakken en/of het daarbij dreigend toevoegen van de woorden "nu jij nog." en/of "Dat ga je toch doen." en/of "je blijft leven of ik dood je nu." en/of het vervolgens uitkleden van die [aangeefster] en/of het onverhoeds duwen/brengen van zijn penis in
de anus en/of vagina van die [aangeefster] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Goes, in elk geval in Nederland, met [aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten hebbende verdachte zijn vingers in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [aangeefster] geduwd/gebracht en/of zijn penis in de vagina en/of de anus van die [aangeefster] geduwd/gebracht;
2.
primair
hij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Goes, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de borsten en/of de schaamstreek van die [aangeefster] , bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit het geestelijk overwicht dat verdachte op die [aangeefster] had en/of het bij de nek/hals van die [aangeefster] vastpakken en/of het daarbij dreigend toevoegen van de woorden "nu jij nog." en/of "Dat ga je toch doen." en/of "je blijft leven of ik dood je nu." en/of vervolgens het
uitkleden van die [aangeefster] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Goes, in elk geval in Nederland, met [aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [aangeefster] niet of onvolkomen in
staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en/of de schaamstreek van die [aangeefster] .