ECLI:NL:RBZWB:2020:3334

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 19_1839
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. van Dorp, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 7 maart 2019 van het UWV, waarin haar WIA-uitkering werd geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 31,73%. Eiseres stelde dat haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte was vastgesteld en dat zij recht had op een hogere uitkering.

Tijdens de zitting op 13 september 2019 werd het beroep besproken, waarbij eiseres aanwezig was met haar moeder en haar toenmalige gemachtigde. De rechtbank besloot om een verzekeringsarts in te schakelen voor deskundigenonderzoek. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres meer beperkt was dan eerder aangenomen en stelde een arbeidsongeschiktheidspercentage van 58,18% vast. Eiseres was het niet eens met deze conclusie en voerde aan dat zij niet in staat was om 40 uur per week te werken, maar slechts 20 uur, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar cognitieve beperkingen.

De rechtbank oordeelde dat de motivering van de deskundige overtuigend was en dat de door eiseres aangevoerde bezwaren niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, die de geschiktheid van de functies voor eiseres bevestigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 21 juli 2018 terecht had vastgesteld op 58,18%.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1839 WIA

uitspraak van 22 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. A. van Dorp, advocaat te Alphen aan den Rijn,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 maart 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het beroep is besproken op de zitting in Breda op 13 september 2019. Eiseres was daarbij aanwezig, vergezeld van haar moeder en bijgestaan door haar toenmalige gemachtigde
mr. M.A.G. van der Burgt. Namens het UWV was [vertegenwoordiger UWV] aanwezig.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden om een verzekeringsarts als deskundige onderzoek te laten verrichten. Eiseres heeft op 5 mei 2020 gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de door de deskundige uitgebrachte rapportage. De rechtbank heeft het onderzoek op 11 juni 2020 gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als docente biologie en techniek voor 36 uur per week. Vanwege aanhoudende hoofdpijnklachten en pijnklachten in de nek en rug na een auto-ongeval heeft zij zich op 24 februari 2016 ziekgemeld.
Bij besluit van 28 augustus 2018 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd om aan eiseres per 21 juli 2018 een WIA-uitkering toe te kennen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is berekend op 31,73%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft aan eiseres een WIA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 58,18%.
2. In geschil is of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 21 juli 2018 terecht heeft vastgesteld op 58,18%
.
3.
Medische beoordeling
3.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op de rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en eiseres op de hoorzitting gezien. Zij acht eiseres meer beperkt dan door de primaire verzekeringsarts is aangenomen.
De verzekeringsarts b&b heeft op 31 januari 2019 gerapporteerd dat bij eiseres sprake is van een WAD I/II (whiplash associated disorder) met aanhoudende hoofdpijnklachten, pijnklachten in de nek en schouders en vermoeidheidsklachten. Ook is eiseres gevoelig voor geluid. Er is hierbij geen sprake van medisch objectiveerbare afwijkingen die de beperkingen kunnen verklaren. Desondanks kunnen er wel resterende beperkingen in het functioneren bestaan als gevolg van de achterop aanrijding. Dit geldt met name ten aanzien van het persoonlijk- en sociaal functioneren als ook ten aanzien van de energetische belastbaarheid en de dynamische en statische belastbaarheid. De verzekeringsarts b&b acht eiseres aanvullend beperkt voor zwaardere fysieke belasting en voor psychische belasting aangezien de vermoeidheid en hoofdpijn toenemen bij beide inspanningen. Tevens is eiseres beperkt te achten voor overprikkeling door lawaai en drukte van veel mensen. Zij acht eiseres niet beperkt in het handelingstempo indien met de beperkingen rekening gehouden wordt. Voor rustpauzes ziet zij geen medische reden. Zij is van mening dat rustpauzes eerder deconditionerend werken. De verzekeringsarts b&b acht eiseres in staat om gedurende 8 uur per dag arbeid te verrichten. Er is slechts een beperking aangegeven ten aanzien van het werken in de nacht en in onregelmatige diensten. De verzekeringsarts b&b heeft geen aanleiding gezien om een (aanvullende) urenbeperking toe te kennen, mits rekening wordt gehouden met de beperkingen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts b&b neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 31 januari 2019.
Op 6 mei 2019 heeft de verzekeringsarts b&b aanvullend opgemerkt dat er geen medisch objectiveerbare aandoening is die de verminderde belastbaarheid in werkuren kan verklaren. Uit de neurologische expertise blijken behalve drukpijnlijke spieren in de nek en enige kloppijn onderin de rug geen duidelijke afwijkende onderzoeksbevindingen. Verder is er geen sprake van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld.
3.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV, samengevat, het volgende aangevoerd. Eiseres acht zich wel in staat om arbeid te verrichten, maar niet voor 40 uur per week. Zij meent dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Zelfs als rekening wordt gehouden met haar snelle overprikkelbaarheid is zij niet in staat meer dan 20 uren per week te werken, verspreid over vijf dagen. Zij kan halve dagen werken of moet in de gelegenheid worden gesteld om tijdens de werkdag enkele malen rust te nemen, ook als sprake is van prikkelarme werkzaamheden in een prikkelarme omgeving. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een expertiserapport van de neuroloog overgelegd, waaruit onder meer blijkt dat haar klachten passen bij een whiplash associated disorder graad 2. Verder heeft eiseres een brief van haar ouders en van haar huidige werkgever overgelegd, waaruit blijkt dat ze feitelijk niet in staat is om 20 uur per week te werken. Een werkweek van 16 uur lijkt maximaal haalbaar. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts b&b onvoldoende rekening heeft gehouden met haar cognitieve beperkingen. De beslissing op bezwaar is daarmee onvoldoende gemotiveerd en berust op onvolledige feiten en omstandigheden.
3.3
De rechtbank heeft vervolgens aanleiding gezien om een verzekeringsarts als deskundige in te schakelen. Verzekeringsarts W.K. Joemai heeft op 28 februari 2020 een rapport uitgebracht. Zij heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien. Zij heeft geconcludeerd dat een stoornis in de energiehuishouding bij eiseres reden is om een urenbeperking aan te nemen. Deze urenbeperking wordt door de deskundige vastgesteld op 8 uur per dag, maximaal 40 uur per week mits rekening wordt gehouden met de overige gestelde beperkingen. De deskundige ziet geen redenen om, kijkend naar de beschikbare medische gegevens, een sterkere urenbeperking aan te nemen. Bij patiënten met ongecompliceerde whiplash worden passieve behandelstrategieën juist afgeraden, actieve behandelstrategieën worden effectiever geacht.
Eiseres blijft in haar reactie van 5 mei 2020 op het deskundigenrapport van mening dat hiermee onvoldoende rekening wordt gehouden met haar beperkingen. In de praktijk is immers gebleken dat eiseres deze urenbelasting niet aankan en dat zij bij het verrichten van teveel activiteiten een enorme terugval krijgt.
Als uitgangspunt geldt echter dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van de deskundige is naar het oordeel van de rechtbank voldoende overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft verder blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De door eiseres tegen dit rapport aangevoerde bezwaren, die niet met een medisch rapport onderbouwd zijn, vormen voor de rechtbank geen aanleiding om de conclusie van de deskundige niet te volgen. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid van eiseres die is neergelegd in de FML van 31 januari 2019.
4.
Arbeidskundige beoordeling
4.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres: productiemedewerker metaalbewerking (Sbc-code 264122), medewerker post (Sbc-code 315133) en printmonteur conventioneel (Sbc-code 111180).
4.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht, indien en voor zover er geen urenbeperking in acht wordt genomen. In de functies van medewerker post en printmonteur zijn volgens eiseres teveel prikkels, waardoor zij hiervoor niet geschikt is. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat in deze functies ten minste met een urenbeperking tot 4 uur per dag moet worden gerekend.
4.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 15 februari 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 3.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres.
4.4
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 58,18%. Eiseres heeft haar arbeidsongeschiktheidspercentage berekend op 79%, maar in deze berekening heeft zij een urenbeperking van 50% meegenomen. Omdat die urenbeperking van 50% in deze procedure niet is aangenomen, gaat de rechtbank uit van de door het UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 21 juli 2018 terecht heeft vastgesteld op 58,18%
.
5.
Conclusie
Het bovenstaande leidt ertoe dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 22 juli 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.