ECLI:NL:RBZWB:2020:3332

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 19_6791
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijke niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en niet indienen van benodigde stukken

In deze zaak heeft eiseres op 26 december 2019 beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft vastgesteld dat eiseres het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald, ondanks een betalingsherinnering die op 31 januari 2020 is verzonden. In deze herinnering werd eiseres verzocht om het griffierecht voor 28 februari 2020 te betalen, met de waarschuwing dat het beroep anders niet-ontvankelijk verklaard zou worden. De rechtbank constateert dat het griffierecht niet op tijd is ontvangen, wat leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

Daarnaast heeft de rechtbank eiseres in een brief van 7 januari 2020 verzocht om haar beroepschrift te ondertekenen en een kopie van het besluit waartegen zij in beroep ging, alsook een toelichting op haar bezwaren. Ondanks een tweede verzoek op 12 februari 2020 heeft eiseres deze stukken niet ingediend. Dit gebrek aan medewerking versterkt de beslissing van de rechtbank om het beroep niet verder te behandelen. De rechtbank heeft op 22 juli 2020 uitspraak gedaan, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6791

uitspraak van 22 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 26 december 2019 beroep ingesteld.

Overwegingen

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om griffierecht te betalen. Aan eiseres is ook een brief gestuurd waarin is vermeld dat zij verplicht is griffierecht te betalen. Eiseres heeft dat griffierecht niet betaald. De rechtbank heeft daarom op 31 januari 2020 aan eiseres een aangetekende brief gestuurd, een betalingsherinnering. Daarin heeft de rechtbank aangegeven dat het griffierecht nog niet is betaald. Eiseres moet alsnog binnen 4 weken het griffierecht hebben overgemaakt op de bankrekening van de rechtbank. Dat wil zeggen uiterlijk op 28 februari 2020. Als het griffierecht niet op tijd wordt overgemaakt, dan loopt eiseres het risico dat haar beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, zo staat in de brief. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet op of voor
28 februari 2020 is ontvangen en zal het beroep alleen al daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet verder zal behandelen.
Los van het bovenstaande heeft de rechtbank met de brief van 7 januari 2020 aan eiseres gevraagd om uiterlijk binnen 4 weken haar beroepschrift te ondertekenen, een kopie van het besluit waar zij het niet mee eens is op te sturen en aan te geven waarom zij het daarmee niet eens is. Met de aangetekende brief van 12 februari 2020 heeft de rechtbank nog een keer om deze stukken gevraagd. Ook die stukken heeft de rechtbank niet van eiseres ontvangen, wat eveneens tot kennelijke niet-ontvankelijkheid leidt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 22 juli 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier*rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en begint te lopen op de dag na de verzending van deze uitspraak.
WETTELIJK KADER
Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
Artikel 8:41, vierde lid, van de Awb luidt als volgt:
De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
Artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb luidt als volgt:
Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb luidt als volgt:
Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.