In deze zaak heeft eiseres op 26 december 2019 beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft vastgesteld dat eiseres het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald, ondanks een betalingsherinnering die op 31 januari 2020 is verzonden. In deze herinnering werd eiseres verzocht om het griffierecht voor 28 februari 2020 te betalen, met de waarschuwing dat het beroep anders niet-ontvankelijk verklaard zou worden. De rechtbank constateert dat het griffierecht niet op tijd is ontvangen, wat leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Daarnaast heeft de rechtbank eiseres in een brief van 7 januari 2020 verzocht om haar beroepschrift te ondertekenen en een kopie van het besluit waartegen zij in beroep ging, alsook een toelichting op haar bezwaren. Ondanks een tweede verzoek op 12 februari 2020 heeft eiseres deze stukken niet ingediend. Dit gebrek aan medewerking versterkt de beslissing van de rechtbank om het beroep niet verder te behandelen. De rechtbank heeft op 22 juli 2020 uitspraak gedaan, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.