ECLI:NL:RBZWB:2020:3329

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4914
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsuitkering en terugwerkende kracht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Hashem Jawaheri, en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, verweerder. Eiseres had een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend, die op 24 juni 2019 door Werkplein werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 9 september 2019 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 5 februari 2020 werd het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven om aanvullende inkomstengegevens over mei en juni 2019 in te dienen. Eiseres had eerder een WW-uitkering en een ZW-uitkering ontvangen, maar Werkplein stelde dat haar inkomsten uit arbeid in de relevante maanden boven de bijstandsnorm lagen. Eiseres voerde aan dat zij recht had op bijstand met terugwerkende kracht vanaf november 2018, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor haar claim dat Werkplein haar eerder had toegezegd dat zij recht had op bijstand met terugwerkende kracht.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het uitgangspunt rechtvaardigden dat bijstandsuitkeringen niet eerder worden toegekend dan de datum van melding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4914 PW

uitspraak van 22 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres
gemachtigde: mr. A. Hashem Jawaheri, advocaat te Amsterdam,
en

het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 juni 2019 (primair besluit) heeft Werkplein de aanvraag van eiseres om een bijstandsuitkering afgewezen.
In het besluit van 9 september 2019 (bestreden besluit) heeft Werkplein het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 24 juni 2019 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Werkplein heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 5 februari 2020. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde, en ing. P. Neeleman en [vertegenwoordiger] namens Werkplein.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en er is afgesproken dat eiseres inkomstengegevens over de maanden mei en juni 2019 zal inleveren bij Werkplein, zodat kan worden gekeken of eiseres over die maanden recht heeft op een bijstandsuitkering.
Partijen hebben aanvullende stukken ingediend, waarna de rechtbank op 10 juni 2020 het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres had van 1 september 2018 tot 10 december 2018 een WW-uitkering en een uitkering op grond van de Toeslagenwet. Zij had van 11 december 2018 tot 1 april 2019 een
ZW-uitkering.
Op 14 februari 2019 heeft eiseres telefonisch contact opgenomen met Werkplein. Zij heeft toen gesproken met mevrouw [medewerker], die -voor zover thans van belang- in de contactregistratie van Werkplein het volgende heeft vastgelegd:
“Mevrouw belt om te vragen naar de stand van zaken van aanvraag verhuiskosten. […] Ze heeft ZW maar ontvangt geen Toeslagenwet. Geadviseerd dat ze dat vandaag eerst aan gaat vragen. Mocht dat afgewezen worden, of toegekend worden maar te laag zijn, dan zal zij zich alsnog melden voor aanvullende PW. […]”
Uit gegevens van Suwinet blijkt dat er geen Toeslagenwet is toegekend. Uit navraag door Werkplein bij het UWV is gebleken dat eiseres ook geen aanvraag heeft gedaan voor een aanvulling op haar ZW-uitkering op grond van de Toeslagenwet.
Op 28 maart 2019 heeft eiseres zich bij Werkplein gemeld om een bijstandsuitkering.
Op 12 april 2019 heeft eiseres de bijstandsuitkering aangevraagd per 1 november 2018.
In het besluit van 24 juni 2019 heeft Werkplein de aanvraag van eiseres afgewezen.
Dit omdat haar inkomsten uit werkzaamheden ten tijde van haar melding hoger waren dan de voor haar van toepassing zijnde norm. Werkplein heeft ook de gevraagde terugwerkende kracht van de bijstand afgewezen. Toekenning van een uitkering met terugwerkende kracht kan feitelijk alleen maar als hier bijzondere omstandigheden voor zijn. Die zijn er volgens Werkplein in dit geval niet.
In het bestreden besluit heeft Werkplein het besluit van 24 juni 2019 gehandhaafd.
2.
Standpunt eiseres
Eiseres heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat zij aan alle voorwaarden voldoet voor een uitkering, vanwege haar beperkte vermogen. Werkplein heeft ten onrechte alleen gekeken naar haar inkomen in de maand april 2019. Er is geen rekening gehouden met haar variabele inkomen. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen vast inkomen geniet. Bovendien is april niet de gewenste ingangsmaand, maar november 2018. Werkplein heeft niet gemotiveerd waarom er geen rekening wordt gehouden met haar variabele inkomen en waarom alleen naar de maand april 2019 wordt gekeken. Eiseres heeft in november 2018 telefonisch contact gehad met Werkplein. Er is toen toegezegd dat zij met ingang van oktober met terugwerkende kracht in aanmerking komt voor de uitkering. Eiseres mocht gerechtvaardigd op deze mededeling vertrouwen. Op grond van artikel 44 van de Participatiewet heeft zij vanaf dat contactmoment recht op bijstand. Er is verder sprake van een schrijnende situatie en bijzondere, onvoorziene omstandigheden. Zij doet een beroep op dringende noodzaak, omdat zij de zorg heeft over 3 jonge kinderen. Zij was vanwege medische redenen niet eerder in staat om haar belangen te behartigen.
3.
Oordeel van de rechtbank
3.1
Het gaat in deze zaak om 2 dingen: (1) bijstand met terugwerkende kracht over de periode van 1 november 2018 tot 28 maart 2019 en (2) bijstand vanaf de meldingsdatum
28 maart 2019.
Terugwerkende kracht van de bijstand
3.2
Het uitgangspunt is dat een bijstandsuitkering niet eerder wordt toegekend dan de datum waarop iemand zich heeft gemeld voor een bijstandsuitkering. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Eiseres heeft zich in dat verband beroepen op het vertrouwensbeginsel, maar dat beroep slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet.
3.3
Volgens eiseres heeft zij in november 2018 telefonisch contact opgenomen met Werkplein omdat haar inkomen (WW en Toeslagenwet) te laag was. Zij is toen verwezen naar het UWV en het UWV zou haar weer hebben verwezen naar Werkplein (kastje naar de muur). Er is in de processtukken echter geen enkel bewijs dat eiseres in november 2018 contact heeft opgenomen met Werkplein, laat staan dat Werkplein haar toen toegezegd zou hebben dat zij met ingang van oktober 2018 in aanmerking zou komen voor een bijstandsuitkering.
3.4
Wel staat vast dat eiseres op 14 februari 2019 heeft gebeld met mevrouw [medewerker] van Werkplein. Eiseres ontving op dat moment een ZW-uitkering, maar geen Toeslagenwet. Tegen eiseres is toen gezegd dat zij naar het UWV moest gaan om Toeslagenwet aan te vragen. Als zij dat niet kreeg of als dat (nog steeds) te laag zou zijn, zou eiseres zich alsnog melden voor aanvullende bijstand. Probleem voor eiseres is echter dat zij het advies van mevrouw [medewerker] niet heeft opgevolgd. Nu vaststaat dat eiseres geen Toeslagenwet heeft aangevraagd bij het UWV mocht zij er naar het oordeel van de rechtbank niet op vertrouwen dat zij met terugwerkende kracht tot 14 februari 2019 wel bijstand zou krijgen.
Bijstand vanaf 28 maart 2019 (datum melding)
3.5
Omdat de beoordelingsperiode loopt van 28 maart 2019 tot en met 24 juni 2019 (datum primair besluit), moet Werkplein over die hele periode bekijken of eiseres in aanmerking komt voor bijstand. Dus niet alleen naar de maand april, maar ook moet gekeken worden of eiseres misschien op een later moment wel alsnog in aanmerking komt voor bijstand.
3.6
In het primaire besluit heeft Werkplein een berekening gemaakt, die erop neerkomt dat eiseres in maart en april 2019 inkomsten uit arbeid had die boven de bijstandsnorm lagen. Die berekening heeft eiseres niet bestreden, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid daarvan. Dit betekent dat eiseres over die beide maanden geen recht heeft op bijstand.
3.7
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en er is afgesproken dat eiseres inkomstengegevens over de maanden mei en juni 2019 zou inleveren bij Werkplein, zodat kon worden gekeken of eiseres over die maanden wel recht heeft op een bijstandsuitkering.
3.7.1
Eiseres heeft op 7 februari 2020 loonstroken en bankafschriften naar Werkplein gezonden. Aan de hand daarvan heeft Werkplein in zijn brief van 13 maart 2020 aan de gemachtigde van eiseres aangegeven dat het totale inkomen van eiseres over de maand mei 2019 € 1.794,83 en over de maand juni 2019 € 1.517,95 bedroeg. Omdat de voor eiseres geldende bijstandsnorm voor mei en juni 2019 € 974,27 exclusief vakantietoeslag was, concludeert Werkplein dat eiseres ook over de maanden mei en juni 2019 geen recht heeft op bijstand.
3.7.2 Bij faxbrief van 6 mei 2020 heeft de gemachtigde van eiseres als reactie op de brief van Werkplein van 13 maart 2020 de rechtbank laten weten dat hij geen opmerkingen heeft op die brief, zodat de rechtbank uit zal gaan van de juistheid daarvan. Ook over de maanden mei en juni 2019 heeft eiseres dus geen recht op bijstand.
4.
Conclusie
Het bovenstaande leidt ertoe dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
E. Petrusma, griffier, op 22 juli 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.