ECLI:NL:RBZWB:2020:3316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 20_1056
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake bijzondere bijstand

Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. C. van der Ent, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 12 augustus 2019, waarin zijn aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en vastgesteld dat de termijn voor het college om te beslissen op het bezwaar was verstreken. De rechtbank oordeelde dat het college niet tijdig had beslist, omdat er geen schriftelijke mededeling van uitstel was gedaan en de normale beslistermijn van 12 weken was overschreden. De rechtbank heeft het college opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/1056 PW

uitspraak van 22 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. C. van der Ent, advocaat te Breda
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda(het college), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op zijn bezwaar tegen het besluit van 12 augustus 2019.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eisers goederen zijn bij beschikking van 19 februari 2019 door de kantonrechter onder bewind gesteld.
Op 2 juli 2019 heeft eiser bij het college een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van die bewindvoering.
Met het besluit van 12 augustus 2019 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
Eiser heeft tegen dit besluit bij brief van 19 september 2019 bezwaar gemaakt.
Op 2 januari 2020 heeft eiser het college in gebreke gesteld.
Op 10 februari 2020 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaar.
Op 11 februari 2020 is een hoorzitting gehouden.
2.
Verweer
Het college stelt dat het uitblijven van een beslissing op eisers bezwaar niet voor zijn rekening dient te komen. Zowel in het bezwaarschrift als tijdens de hoorzitting is door eiser toegezegd dat hij nadere bewijsstukken ter onderbouwing van zijn standpunt zal overleggen. Het college is nog steeds in afwachting van deze stukken.
3.
Wettelijk kader
Artikel 7:10 van de Awb bepaalt:
1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2. De termijn wordt opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
4. Verder uitstel is mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
5. Indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, doet het bestuursorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de termijn om te beslissen op eisers bezwaar inmiddels is verstreken. Hoewel blijkens het bezwaarschrift en het verslag van de hoorzitting door eiser is aangegeven/met hem is afgesproken dat hij nog stukken (loonstroken) zal nasturen, heeft het college de termijn om te beslissen niet (schriftelijk) opgeschort. Ook is de rechtbank niet gebleken dat het college de beslissing heeft verdaagd. In de brief van 25 oktober 2019, waarmee het college de ontvangst van eisers bezwaarschrift heeft bevestigd, wordt wel een termijn van 18 weken genoemd waarbinnen het besluit op bezwaar moet worden genomen, maar het college heeft de beslissing niet expliciet verdaagd. Instemming met verder uitstel is ook niet (expliciet) aan eiser gevraagd noch verkregen en het college heeft geen schriftelijke mededeling gedaan van het uitstel. Daarom geldt in dit geval naar het oordeel van de rechtbank de normale beslistermijn van 12 weken. Die termijn is verstreken, maar ook als uit wordt gegaan van een termijn van 18 weken heeft het college niet tijdig op het bezwaar van eiser beslist.
Eiser heeft het college in gebreke gesteld. Sindsdien zijn meer dan twee weken verstreken. Niet is gebleken dat het college inmiddels wel heeft beslist. Eisers beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar is daarom kennelijk gegrond.
De rechtbank zal een termijn bepalen waarbinnen thans een besluit dient te worden genomen. Gezien de maatregelen die in Nederland tot voor kort golden om verspreiding van het corona-virus COVID-19 te voorkomen, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid van de Awb. De rechtbank zal daarom bepalen dat het college binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit moet nemen en verzenden. De rechtbank zal daarnaast met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepalen dat het college een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
5.
Proceskosten en griffierecht
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Tevens zal de rechtbank het college veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5 omdat de rechtbank van oordeel is dat deze zaak van licht gewicht is).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt het college op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing op eisers bezwaar te nemen en te verzenden;
  • bepaalt dat het college aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee het college de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 22 juli 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank.