In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op haar bezwaar tegen een eerder besluit van 28 maart 2019. Dit besluit betrof de afwijzing van haar aanvraag voor persoonlijke begeleiding door middel van een persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Eiseres heeft op 23 april 2019 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en op 20 januari 2020 het college in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 17 maart 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar.
De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn van het college ruimschoots is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar kennelijk gegrond is. Gezien de bijzondere omstandigheden door de coronamaatregelen, heeft de rechtbank bepaald dat het college binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 262,50.
De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, en is openbaar gemaakt op 22 juli 2020. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.