ECLI:NL:RBZWB:2020:3313

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5430
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door college van burgemeester en wethouders inzake aanvraag persoonlijke begeleiding

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op haar bezwaar tegen een eerder besluit van 28 maart 2019. Dit besluit betrof de afwijzing van haar aanvraag voor persoonlijke begeleiding door middel van een persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Eiseres heeft op 23 april 2019 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en op 20 januari 2020 het college in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 17 maart 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar.

De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en vastgesteld dat de beslistermijn van het college ruimschoots is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar kennelijk gegrond is. Gezien de bijzondere omstandigheden door de coronamaatregelen, heeft de rechtbank bepaald dat het college binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 262,50.

De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, en is openbaar gemaakt op 22 juli 2020. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5430 WMO15
uitspraak van 22 juli 2020 van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os, advocaat te Tilburg
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar bezwaar tegen het besluit van 28 maart 2019.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandighedenBij besluit van 28 maart 2019 heeft het college de aanvraag van eiseres voor persoonlijke begeleiding door middel van een persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning afgewezen.
Eiseres heeft tegen dit besluit op 23 april 2019 bezwaar gemaakt.
Op 20 januari 2020 heeft eiseres het college in gebreke gesteld.
Op 17 maart 2020 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar bezwaar.
2.
Wettelijk kader
Artikel 7:10 van de Awb bepaalt:
1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2. De termijn wordt opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
4. Verder uitstel is mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
5. Indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, doet het bestuursorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3.
Oordeel van de rechtbank
Het bestuursorgaan beslist op het bezwaar binnen zes weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken. In dit geval heeft het college een bezwaarschriftencommissie ingesteld, zodat de beslistermijn twaalf weken is na de dag waarop de bezwaartermijn verstreken is. Het besluit heeft de dagtekening 28 maart 2019 en het bezwaarschrift is bij het college ingediend op 23 april 2019. Het college had dus uiterlijk op 2 augustus 2019 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn (ruimschoots) is overschreden.
Eiseres heeft het college in gebreke gesteld. Sindsdien zijn meer dan twee weken verstreken. Niet is gebleken dat het college inmiddels wel heeft beslist. Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaar is daarom kennelijk gegrond.
De rechtbank zal een termijn bepalen waarbinnen thans een besluit dient te worden genomen. Gezien de maatregelen die in Nederland tot voor kort golden om verspreiding van het corona-virus COVID-19 te voorkomen, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid van de Awb. De rechtbank zal daarom bepalen dat het college binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit moet nemen en verzenden.
De rechtbank zal daarnaast met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) bepalen dat het college een dwangsom verbeurt van € 100,- voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
4.
Proceskosten en griffierecht
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Tevens zal de rechtbank het college veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5 omdat de rechtbank van oordeel is dat deze zaak van licht gewicht is).

Beslissing

De rechtbank:- verklaart het beroep gegrond;

- draagt het college op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen en te verzenden;
- bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee het college de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 22 juli 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
*De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank.