ECLI:NL:RBZWB:2020:3218

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5211
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verstrekking persoonsgegevens aan Brancheorganisatie Akkerbouw

In deze zaak heeft eiseres, een akkerbouwbedrijf, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat de naam, het adres en het KvK-nummer van eiseres aan de Brancheorganisatie Akkerbouw (BO Akkerbouw) zou verstrekken. Eiseres was van mening dat deze verstrekking in strijd was met haar privacy en dat zij niet verplicht kon worden om bij te dragen aan de kosten van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie, waar de BO Akkerbouw verantwoordelijk voor is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting op 7 mei 2020 was geannuleerd vanwege de coronamaatregelen en dat partijen toestemming hadden gegeven om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft op 21 juli 2020 uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken, waaronder de eerdere besluiten van de minister en de zienswijze van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de minister op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) gerechtigd was om de gegevens van eiseres te verstrekken, omdat dit noodzakelijk was voor de vervulling van een taak van algemeen belang. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verstrekking van de gegevens aan de BO Akkerbouw verenigbaar was met het doel waarvoor de gegevens oorspronkelijk waren verzameld. Eiseres had geen gegronde redenen aangevoerd om de verbindend verklaring van de Regeling onverbindend te achten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5211 AVG

uitspraak van 21 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: [gemachtigde]
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 5 september 2019 (bestreden besluit) inzake het verstrekken van de naam, het adres en het KvK-nummer van eiseres aan de Brancheorganisatie Akkerbouw (hierna: BO Akkerbouw).
Het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 7 mei 2020, maar deze zitting is geannuleerd vanwege de uitbraak van het coronavirus. Daarna hebben partijen toestemming gegeven om de zaak af te doen zonder zitting.
Op 15 juni 2020 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en partijen laten weten dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.

Overwegingen

1.
Feiten
Bij besluit van 29 april 2016 heeft de minister van Economische Zaken het verzoek van (onder meer) de Brancheorganisatie (BO) Aardappelen en overige akkerbouwgewassen tot verbindend verklaring van het verrichten van onderzoeken ter uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de daarmee samenhangende verplichting tot afdracht van financiële bijdragen en een registratieverplichting ingewilligd (Gezamenlijk programma). Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant 2016, 23394.
De verbindend verklaarde maatregelen betreffen het Gezamenlijk programma, een verplichting tot een financiële bijdrage en een verplichting tot registratie en gegevensverstrekking. Het Gezamenlijk programma voorziet in onderzoek, innovatie en kennisverspreiding op gewasoverschrijdende onderwerpen. Het maakt onderzoeken mogelijk naar onderwerpen als gezonde bodem en bemesting, bodem- en plantweerbaarheid en plantgezondheid. Ten gevolge van deze verbindend verklaring dienen alle akkerbouwers bij te dragen aan de financiering van het onderzoek.
Bij brief van 28 juni 2018 heeft verweerder te kennen gegeven dat hij van eiseres de Gecombineerde opgave 2018 heeft ontvangen. Eiseres valt onder de algemeen verbindend verklaarde regeling van de BO Akkerbouw en verweerder is voornemens om de naam, het adres en het KvK-nummer van eiseres aan de BO Akkerbouw te verstrekken.
Eiseres is het daarmee niet eens en heeft in haar zienswijze aangegeven dat zij niets met de BO Akkerbouw te maken wil hebben, dat zij wil dat haar privacy gerespecteerd wordt en dat zij niet wenst bij te dragen aan onderzoekskosten.
Bij het primaire besluit van 31 oktober 2018 heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze, besloten over te gaan tot verstrekking van de naam, het adres en het KvK-nummer van eiseres aan de BO Akkerbouw.
Daartegen heeft eiseres op 19 november 2018 een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Standpunt eiseres
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de beslistermijn is overschreden. Daarnaast vraagt zij zich af of verweerder wel een taak heeft in het verstrekken van gegevens en of sprake is van willekeur omdat niet alle boeren verplicht zijn om mee te werken. Voorts heeft eiseres aangegeven dat zij niet verplicht lid wil worden van de BO Akkerbouw en dat zij daartoe ook niet verplicht kan worden omdat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens daar aan in de weg staat.
3.1
Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Granen 2016 - 2020
Door het besluit tot algemene verbindend verklaring van het Gezamenlijk programma geldt de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Granen 2016 2020 (hierna: de Regeling) ook voor eiseres als akkerbouwbedrijf. Dit vloeit voort uit § 2, lid 4 van de Regeling, waarin is bepaald dat de ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in lid 1 is verplicht binnen 1 maand na verbindendverklaring van deze regeling zijn onderneming te laten registreren bij de BO Akkerbouw.
Op grond van § 2, lid 1 van de Regeling is de ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in § 2, lid 1, verplicht de BO Akkerbouw jaarlijks gegevens te verstrekken met betrekking tot:
a. naam, voornamen, geboortedatum en adres, dan wel wanneer de onderneming door een rechtspersoon wordt gedreven: de naam en het adres van de onderneming;
b. het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel;
c. de oppervlakten gerekend naar gemeten maat van ieder van de in de bijlage genoemde gewassen;
d. de rechtsvorm van het grondgebruik;
e. het IBAN-bankrekeningnummer.
3.2
De rechtbank ziet geen reden om de Regeling onverbindend te achten of in deze procedure buiten toepassing te laten. In de publicatie van de Regeling in de Staatscourant staat onder nr 2, sub a, dat de Minister van Economische Zaken ter uitvoering van artikel 5:6 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties en artikel 165 van verordening 1308/2013, belanghebbenden in de gelegenheid heeft gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken omtrent het door de Minister van Economische Zaken op de aanvraag te nemen besluit. Dit betekent dat ook eiseres in de gelegenheid is geweest om haar zienswijze tegen de verbindverklaring naar voren te brengen. Zij heeft hiervan ook gebruik gemaakt. De consultatie heeft er niet toe geleid dat het Gezamenlijk programma niet verbindend is verklaard. In deze procedure zijn geen aanknopingspunten aangereikt of opgekomen die nopen tot het onverbindend verklaren van de Regeling of het buiten toepassing laten ervan.
4.
Beslistermijn
De rechtbank overweegt dat eiseres heeft ingestemd met verlenging van de beslistermijn tot uiterlijk 26 maart 2019. Verweerder heeft deze termijn overschreden door het bestreden besluit pas op 5 september 2019 te nemen. Tegen deze overschrijding had eiseres rechtsmiddelen kunnen aanwenden, maar dat heeft zij niet gedaan. Overigens heeft eiseres niet aangegeven wat zij met deze beroepsgrond wenst te bereiken en de rechtbank ziet niet welke consequentie de overschrijding heeft of zou moeten hebben.
5.
Omvang verplichting
De stelling van eiseres dat zij verplicht wordt om lid te worden van de BO Akkerbouw mist feitelijke grondslag. De Regeling voorziet in een verplichting om financieel bij te dragen aan het Gezamenlijk programma. Het is geen contributie voor een lidmaatschap. De uit de Regeling voortvloeiende verplichtingen gelden voor alle Nederlandse akkerbouwbedrijven, zodat geen sprake is van willekeur.
6.
Verstrekking gegevens door verweerder
Het geschil spitst zich toe op de vraag van eiseres of verweerder wel een taak heeft in het verstrekken van de naam, het adres en het KvK-nummer van eiseres aan de BO Akkerbouw.
6.1
Van toepassing is de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (de Algemene verordening gegevensbescherming, hierna: de AVG).
De AVG bepaalt in artikel 6, eerste lid, dat de verwerking alleen rechtmatig is indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
a. a) de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden;
(…);
e) de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen;
(…).
Artikel 6, vierde lid, van de AVG bepaalt dat, wanneer de verwerking voor een ander doel dan dat waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld niet berust op toestemming van de betrokkene of op een Unierechtelijke bepaling of een lidstaatrechtelijke bepaling die in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt ter waarborging van de in artikel 23, lid 1, bedoelde doelstellingen, de verwerkings-verantwoordelijke bij de beoordeling van de vraag of de verwerking voor een ander doel verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld onder meer rekening houdt met:
a. a) ieder verband tussen de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld, en de doeleinden van de voorgenomen verdere verwerking;
b) het kader waarin de persoonsgegevens zijn verzameld, met name wat de verhouding tussen de betrokkenen en de verwerkingsverantwoordelijke betreft;
c) de aard van de persoonsgegevens, met name of bijzondere categorieën van persoons-gegevens worden verwerkt, overeenkomstig artikel 9, en of persoonsgegevens over strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten worden verwerkt, overeenkomstig artikel 10;
d) de mogelijke gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen;
e) het bestaan van passende waarborgen, waaronder eventueel versleuteling of pseudonimisering.
6.2
Blijkens het bestreden besluit staat verweerder op het standpunt dat de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen. Volgens verweerder is artikel 6, eerste lid, onder e, van de AVG dus van toepassing.
6.3
De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Verweerder gaat de gegevens weliswaar verstrekken voor een ander doel dan waarvoor hij ze verzameld heeft, maar deze doelen zijn ook naar het oordeel van de rechtbank verenigbaar. De persoonsgegevens zijn verzameld (door de RVO namens verweerder) omdat eiseres als akkerbouwbedrijf ingevolge de Landbouwwet verplicht is door middel van een beschrijvingsbiljet opgave te doen van de landbouwkundige en technische gegevens van haar onderneming. De voorgenomen verstrekking van de gegevens aan BO Akkerbouw dient ter uitvoering van de Regeling op grond waarvan eiseres zelf verplicht is die gegevens te verstrekken. Voorts is hierbij van belang dat die gegevens nodig zijn voor het kunnen innen van een financiële bijdrage in de bekostiging van het Gezamenlijk programma waarvan alle akkerbouwers in gelijke mate profijt van zullen hebben. Dat eiseres dit doel niet nuttig vindt, betekent niet dat het geen taak van algemeen belang is.
Dit betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat verstrekking van de gegevens in beginsel is toegestaan op grond van artikel 6, eerste lid, onder e, van de AVG.
6.4
Nu de gegevens worden verstrekt ten behoeve van een ander doel (namelijk het bekostigen van onderzoeken) dan het doel ten behoeve waarvan verweerder de gegevens heeft verkregen (landbouwtelling op grond van de Landbouwwet) heeft verweerder vervolgens terecht getoetst aan artikel 6, vierde lid, van de AVG. Bij de beoordeling van de vraag of de verwerking voor een ander doel verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld, heeft verweerder rekening gehouden met de consequentie daarvan voor eiseres. Zij zal door de BO Akkerbouw verplicht worden om een financiële bijdrage te betalen. Volgens verweerder is die financiële bijdrage noodzakelijk en rechtvaardig omdat alle Nederlandse akkerbouwers in gelijke mate van de resultaten van het Gezamenlijke programma zullen profiteren. De rechtbank acht deze afweging van verweerder niet onredelijk. Dat eiseres niet achter de ideeën van de BO staat en zelf wil beslissen of ze wil meebetalen nadat is gebleken dat onderzoeken voor haar bruikbare resultaten hebben opgeleverd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Indien positieve resultaten van onderzoek voor alle betrokkenen beschikbaar zijn, is het niet onredelijk dat van alle betrokkenen ook een gelijke bijdrage in de kosten daarvan wordt gevraagd. Gesteld noch gebleken is van andere belangen die verweerder in zijn afweging had moeten betrekken.
7.
Conclusie
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiseres ongegrond verklaard dient te worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier op 21 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.