ECLI:NL:RBZWB:2020:3184

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4198
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing UWV over WIA-uitkering en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de voortzetting van een WIA-uitkering. Eiser, die sinds oktober 2015 arbeidsongeschikt is, had in 2017 een WIA-uitkering toegekend gekregen. Het UWV had deze uitkering per 6 mei 2018 ongewijzigd voortgezet. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het UWV, waarin zijn bezwaren ongegrond werden verklaard. Tijdens de zitting op 9 juni 2020 was eiser aanwezig, terwijl het UWV zich had afgemeld.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische beoordeling door verzekeringsartsen van het UWV. Eiser had diverse medische klachten, waaronder rugklachten en klachten aan zijn handen en nek. De arts bezwaar en beroep, Hermans, concludeerde dat de beperkingen van eiser correct waren weergegeven in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 22 oktober 2018. Eiser had geen nieuwe gezichtspunten aangedragen die aanleiding gaven tot meer beperkingen.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen rekening hadden gehouden met de objectieve klachten van eiser. Eiser had geen medische informatie overgelegd die de rechtbank deed twijfelen aan de belastbaarheid die was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de geselecteerde functies voor eiser medisch passend waren en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 40,76% correct was berekend. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en bleef de WIA-uitkering van eiser ongewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4198 WIA

uitspraak van 17 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 november 2018 (primaire besluit) heeft het UWV de WIA-uitkering van eiser per 6 mei 2018 ongewijzigd voortgezet.
In het besluit van 3 juli 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 9 juni 2020. Hierbij was eiser aanwezig. Het UWV heeft zich voor de zitting afgemeld.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als [functie]. Voor dat werk is hij in oktober 2015 uitgevallen.
In het besluit van 10 oktober 2017 heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 25 oktober 2017 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%.
Op 8 mei 2018 heeft eiser zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld bij het UWV.
In het primaire besluit heeft het UWV de aan eiser toegekende WIA-uitkering per 6 mei 2018 onveranderd voortgezet.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV de WIA-uitkering van eiser per 6 mei 2018 terecht ongewijzigd heeft gelaten.
3.
Medische beoordeling
3.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een arts bezwaar en beroep (arts b&b) onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
3.2
De arts b&b Hermans komt na bestudering van het dossier, de bezwaargronden, de aanwezige medische informatie, de hoorzitting en het lichamelijk onderzoek tot de conclusie dat de beperkingen van eiser op de datum in geding van 6 mei 2018 door de verzekeringsarts Verdonk correct zijn weergegeven in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van
22 oktober 2018.
Eiser heeft in het bezwaarschrift, de hoorzitting en de nadien ingebrachte toelichting volgens de arts b&b geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht die aanleiding geven tot meer beperkingen.
Eiser is bekend met de volgende medische problematiek: rugklachten op basis van diverse afwijkingen, status na fracturen van de middenvoetsbeentjes links, status na glasverwonding met zenuwletsel aan de linker hand en status na breuk van een benig uitsteeksel van het spaakbeen rechts. Tevens spelen nek/halsklachten met uitstraling naar het gelaat.
Met betrekking tot de rug, hand links en pols rechts zijn uitgebreid beperkingen aangenomen in de FML in overeenstemming met de klachten en de ernst van de onderliggende problematiek. Bij lichamelijk onderzoek werden geen bevindingen gedaan die blijk geven van meer beperkingen.
Voor de nek/halsklachten ontbreekt het medisch substraat waarop eventuele beperkingen zouden kunnen worden gebaseerd.
Verder blijkt uit de ingebrachte medische informatie dat in het verleden sprake is geweest van fracturen van middenvoetsbeentjes maar voor de linkervoet worden geen daadwerkelijke klachten of belemmeringen geclaimd. De FML voorziet in fysieke lichte belasting van de rug waarmee ook de belasting van de linkervoet in arbeid is aangepast. Er is geen medische informatie die blijk geeft van meer beperkingen. Eiser heeft de orthopeed (of andere behandelend specialist) na 2000 niet meer geconsulteerd. De arts b&b kan daar
geen evidente andere beperkingen vanuit mogelijke voetproblematiek uit afleiden.
Eiser heeft ook aangegeven niet fulltime te kunnen werken. Dit standpunt kan de arts b&b niet volgen. Getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid bestaat geen medische reden om een urenbeperking toe te kennen. Er is geen sprake van verminderde beschikbaarheid voor arbeid in verband met opname of deeltijdtherapie. Er is ook geen stoornis in de energiehuishouding door energietekort, te groot energieverbruik dan wel verminderde recuperatiemogelijkheden zoals bedoeld in de Standaard. Wanneer rekening gehouden wordt met de reeds gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid wordt voorzien in voldoende lage energetische belasting, aldus de arts b&b.
3.3
Eiser heeft in beroep tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij zich op 29 juli 2019 heeft aangemeld bij neuroloog D. Decoo verbonden aan het AZ Alma in Eeklo (België). Verdere onderzoeken zijn gepland op 30 juli 2019, 2 september 2019 en
6 september 2019. Eiser heeft op 9 september 2019 aangegeven in afwachting te zijn van het medisch rapport van Decoo, dat hij dan zal inbrengen in de procedure.
4.
Wat vindt de rechtbank van het beroep
4.1
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij eiser hebben gezien en op de hoogte waren van de door hem gestelde klachten. Tevens beschikten zij over medische informatie, die is meegewogen bij hun beoordeling.
Bij de opstelling van de FML is naar het oordeel van de rechtbank met het geobjectiveerde deel van eisers klachten rekening gehouden. De rechtbank begrijpt dat eiser veel klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste rechter in WIA-zaken, de Centrale Raad van Beroep, is de subjectieve beleving en ervaring van iemands klachten echter niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Het door eiser op 9 september 2019 aangekondigde medisch rapport van Decoo heeft hij niet ingebracht. Ter zitting is gebleken dat dit rapport door Decoo ook niet is uitgebracht.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid van eiser die is neergelegd in de FML van 22 oktober 2018.
4.2
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser: transportplanner, medewerker bevrachting (Sbc-code 484010), receptionist, baliemedewerker (Sbc-code 315150) en schadecorrespondent (Sbc-code 516080).
4.3
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 26 oktober 2018
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
4.4
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 40,76%. Eiser heeft deze berekening niet betwist, zodat de rechtbank uitgaat van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat voor eiser pas recht bestaat op een hogere WIA-uitkering bij een (duurzame) mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, heeft het UWV zijn WIA-uitkering terecht ongewijzigd voortgezet per 6 mei 2018.
4.5
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 17 juli 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.