ECLI:NL:RBZWB:2020:3165
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen handhavingsbesluit inzake last onder dwangsom voor koeienhouderij
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, dat op 24 april 2019 is genomen. Dit besluit betreft een last onder dwangsom die aan de derde partij is opgelegd, die koeien houdt op een perceel dat grenst aan het perceel van eiser. Eiser ervaart overlast door de geur van mest en heeft meerdere handhavingsverzoeken ingediend. De rechtbank heeft op 5 juni 2020 de beroepen van eiser behandeld, waarbij eiser en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals de derde partij en de vertegenwoordiger van verweerder, mr. L.W. Brands.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde partij meer dan tien koeien houdt, wat in strijd is met de opgelegde last. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit, waarin verweerder de handhavingsverzoeken deels heeft afgewezen en deels heeft herroepen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser, waaronder de lengte van de begunstigingstermijn en de controle op naleving van de last, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de last onder dwangsom ook geldt voor rechtsopvolgers van de derde partij en dat de formulering van de last juridisch niet onjuist is.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat de tegen het bestreden besluit aangevoerde beroepsgronden niet slagen. De rechtbank ziet geen reden om verweerder te veroordelen tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok op 17 juli 2020 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.